Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Zorggroep Florence/werkneemster
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 6 april 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:2883
Ontslag op staande voet van verzorgende wegens het toebrengen van verwondingen bij cliƫnten. Kantonrechter heeft geoordeeld dat geen sprake was van dringende reden. Hof legt werkgeefster een bewijsopdracht op door middel van het gelasten van een getuigenverhoor.

Feiten

Werkneemster is in 2015 in dienst getreden bij Stichting Zorggroep Florence (hierna: Florence). De laatste functie die zij vervulde, is die van verzorgende, met een salaris van € 2.144,60 bruto exclusief acht procent vakantiebijslag en overige emolumenten. Zij was werkzaam op de locatie waar kleinschalige woonruimte wordt aangeboden voor dementerende ouderen. Zij was daar werkzaam op een gesloten afdeling met twaalf bewoners. Begin 2020 is werkneemster op staande voet ontslagen wegens ontoelaatbaar gedrag jegens mevrouw A, een van de cliënten van Florence. Op 20 februari 2020 heeft de manager zorg tegen werkneemster wegens mishandeling van mevrouw A aangifte gedaan bij de politie. In eerste aanleg heeft werkneemster de kantonrechter verzocht Florence te veroordelen tot betaling van (a) een billijke vergoeding ten bedrage van € 31.396,95 bruto, (b) de gefixeerde schadevergoeding van € 4.289,20 exclusief vakantietoeslag, en (c) de transitievergoeding van € 3.947,19. Florence beroept zich op een terecht gegeven ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter heeft Florence veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 4.289,20, van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 3.947,19 alsmede van een billijke vergoeding van € 20.000. Het hoger beroep van Florence strekt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de verzoeken van werkneemster alsnog zal afwijzen, met dienovereenkomstige verklaringen voor recht en werkneemster zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Florence ter uitvoering van de bestreden beschikking mocht hebben betaald. 

Oordeel

Het hof oordeelt dat de kern van het geschil tussen partijen de vraag betreft of de door Florence aan werkneemster verweten gedragingen zoals omschreven in de ontslagbrief nu wel of niet als vaststaand kunnen worden aangenomen. Deze gedragingen houden in dat werkneemster mevrouw A. zodanig heeft vastgepakt dat zij daarbij verwondingen heeft toegebracht aan de linkerarm van mevrouw A en voorts dat van dergelijk gedrag vaker sprake is geweest ten aanzien van cliënten. Florence heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bewijs aangeboden van onder meer de gebeurtenissen begin 2020 en de inhoud van de gesprekken die naar aanleiding van de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Overeenkomstig dit bewijsaanbod zal het hof alsnog doen wat de kantonrechter had behoren te doen en Florence toelaten tot het bewijs van, kort gezegd, de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde dringende reden. Het hof laat Florence toe tot het leveren van bewijs dat werkneemster mevrouw A zodanig heeft vastgepakt dat zij daarbij verwondingen heeft toegebracht aan de linkerarm van mevrouw A en voorts dat van dergelijk gedrag vaker sprake is geweest ten aanzien van cliënten.