Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Zorggroep Florence/werkneemster
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 25 oktober 2022
ECLI:NL:GHDHA:2022:2273
Ontslag op staande voet van verzorgende wegens het toebrengen van verwondingen bij cliƫnten. Kantonrechter heeft geoordeeld dat geen sprake was van dringende reden. Na getuigenverhoor beslist het hof alsnog dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was.

Feiten

Onder verwijzing naar de tussenbeschikking van het hof (AR 2022–1252) heeft het hof Florence toegelaten tot het bewijs dat werkneemster mevrouw A begin 2020 zodanig heeft vastgepakt dat zij daarbij verwondingen heeft toegebracht aan de linkerarm van mevrouw A en voorts dat van dergelijk gedrag vaker sprake is geweest ten aanzien van cliënten. Ter uitvoering van deze bewijsopdracht zijn achtereenvolgens negen getuigen gehoord (hetzij op verzoek van Florence, hetzij op verzoek van werkneemster, hetzij op verzoek van beide partijen).

Oordeel

Het hof acht Florence geslaagd in het bewijs. Het komt er in de kern op neer dat de getuigen 1 t/m 6 - de verklaringen van de getuigen 8 en 9 acht het hof minder relevant - op de wezenlijke punten in deze zaak allen een betrouwbare en overtuigende indruk hebben gemaakt op het hof. Het hof gaat inhoudelijk in op de inhoud van de verschillende verklaringen. Het geheel van de elkaar aanvullende en versterkende verklaringen van deze getuigen weegt voor het hof ruimschoots op tegen de tegenstrijdigheden en inconsistenties die op sommige punten, zoals werkneemster heeft aangevoerd, aanwijsbaar zijn. De argumenten die van de zijde van werkneemster zijn aangevoerd ter weerlegging van het bewijs wegen voor het hof dus onvoldoende zwaar. Voor zover in de grieven wordt geklaagd over het oordeel van de kantonrechter dat de beide ontslaggronden niet zijn komen vast te staan, zijn naar het oordeel van het hof de grieven gegrond. De gegrondheid van deze grieven brengt mee dat het hof alsnog dient in te gaan op enkele andere verweren van werkneemster betreffende de rechtsgeldigheid van het ontslag. Werkneemster heeft aangevoerd dat het haar niet duidelijk is wat de dringende reden inhoudt en dat het ontslag op staande voet niet onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden is gegeven. Ook heeft zij naar voren gebracht de dringende reden te hebben begrepen “als het zich schuldig maken aan zeer ernstig en ontoelaatbaar gedrag en cliënten (ernstige) verwondingen toebrengen” en dat zij er daarbij van uit is gegaan dat Florence haar hiermee tevens specifiek het gestelde handelen jegens mevrouw A. verwijt. Het hof kan werkneemster niet volgen in haar verweer dat het ontslag niet onder gelijktijdige mededeling van de dringende reden is gegeven. Gebleken is immers dat zij tijdens het gesprek met de HR-adviseur en de manager zorg op staande voet is ontslagen en dat haar bij die gelegenheid de ontslagbrief is gegeven. Volgens werkneemster is het ontslag niet onverwijld verleend nu de manager zorg al begin 2020 van het incident moet hebben geweten “gezien het feit dat dagelijks rapportages opgemaakt worden”. Dit verweer treft naar het oordeel van het hof geen doel. Werkneemster heeft verder aangevoerd dat als haar handelen tot de wonden geleid zou hebben, de wonden bij een normale verzorgingshandeling ontstaan zijn, waarvan haar geen verwijt valt te maken. Aan de hand van de verschillende getuigenverklaringen verwerpt het hof ook dit verweer. Het hof concludeert dat het door Florence gegeven ontslag op staande voet alsnog rechtsgeldig wordt geacht te zijn gegeven en veroordeelt werkneemster tot terugbetaling aan Florence van hetgeen Florence ter uitvoering van de bestreden beschikking heeft betaald aan werkneemster.