Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 16 december 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:11027
Feiten
Werkneemster werkt sinds 1 augustus 2010 bij Stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis (hierna: ASZ) als P&O-adviseur. Werkneemster is arbeidsongeschikt geweest. Tijdens haar arbeidsongeschiktheid is een arbeidsconflict ontstaan waardoor zij het werk niet heeft hervat. Een mediationpoging tussen werkneemster en haar leidinggevende heeft niet tot een oplossing van het arbeidsconflict geleid. Het ASZ wil dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op zo een kort mogelijke termijn en zonder toekenning van een transitievergoeding vanwege de manier waarop werkneemster zich heeft gedragen en vanwege uitlatingen die zij heeft gedaan. Werkneemster is van mening dat er geen reden is voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst en wil weer in haar oude functie aan de slag. Als dit niet mogelijk is, maakt zij aanspraak op een transitievergoeding en op een billijke vergoeding omdat het ASZ volgens haar ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij werkneemster aanspraak heeft op een transitievergoeding maar niet op een billijke vergoeding. Werkneemster heeft zich als als partner van een collega die ook bij het ASZ werkt, gemengd in een arbeidsconflict tussen haar leidinggevende en haar partner. Door in het conflict van haar partner te verklaren dat haar leidinggevende volgens haar onjuist had gehandeld, creëerde werkneemster spanningen in de situatie tussen haar en haar leidinggevende. Op 16 december 2021 is werkneemster opnieuw bij de bedrijfsarts geweest en heeft vervolgens haar collega’s op de P&O-afdeling bezocht. Werkneemster heeft haar collega’s betrokken bij haar arbeidsconflict en dit valt haar te verwijten. Van werkneemster had mogen worden verwacht dat zij zich meer op de vlakte zou houden, met name omdat haar leidinggevende ook de leidinggevende van haar collega’s is. Van ernstige verwijtbaarheid is echter geen sprake. In februari 2022 heeft werkneemster aangifte van aanranding gedaan tegen een andere collega. Volgens werkneemster heeft deze collega zich op een personeelsfeest bij de Efteling op 15 april 2015 met zijn lichaam tegen haar aangedrukt en een opmerking gemaakt over haar “zwoele en sexy” manier van dansen. Werkneemster heeft het voorval gemeld aan haar leidinggevende en verwijt haar leidinggevende nu dat zij niet adequaat heeft gereageerd op haar meldingen en geen actie heeft ondernomen. Werkneemster heeft zich op 11 mei 2022 beter gemeld en gevraagd om haar werk te mogen hervatten. Gelet op het conflict tussen werkneemster en haar leidinggevende zal eerst mediation moeten plaatsvinden voordat werkneemster weer begint met haar werkzaamheden. Het mediationtraject is op 7 juli 2022 beëindigd omdat ASZ niet akkoord ging met mediationsessies waarbij de partner van werkneemster aanwezig zou zijn. Bij werkneemster is sprake van een groot wantrouwen jegens het ASZ en haar leidinggevende. Alhoewel werkneemster wel een aantal verwijten te maken zijn voor het ontstaan en het voortduren van het conflict, heeft zij in de gegeven omstandigheden niet zodanig ernstig verwijtbaar gehandeld dat van het ASZ om die reden in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (er is dus geen sprake van een e-grond). Wel is sprake van een zodanig duurzaam verstoorde arbeidsverhouding dat er geen basis meer is voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst (een g-grond). Herplaatsing ligt niet in de rede omdat de functies binnen het ASZ op het gebied van personeelszaken onder de verantwoordelijkheid van haar leidinggevende liggen. De arbeidsovereenkomst zal met ingang van 1 februari 2023 worden ontbonden. Werkneemster wordt veroordeeld in de proceskosten.