Naar boven ↑

Rechtspraak

Gemeente Het Hogeland/werknemer
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 16 december 2022
ECLI:NL:RBNNE:2022:5462
Afwijzing ontbindingsverzoek (e-grond). Niet is komen vast te staan dat gemeentemedewerker tijdens werktijd wadlooptochten heeft georganiseerd, de bedrijfsauto voor privédoeleinden heeft gebruikt en dat hij wetenschap heeft gehad van illegale afvalstorting.

Feiten

Werknemer is sinds 1 december 2002 werkzaam bij de gemeente Het Hogeland. Hij is werkzaam in de functie van voorman bij het team Beheer en Onderhoud van de openbare ruimte. Werknemer geeft onder meer leiding aan twee sportveldbeheerders, medewerkers werkzaam op de veegauto’s, chauffeurs van vrachtauto’s en tractorbestuurders. Voor het verrichten van zijn functie heeft werknemer de beschikking over een bedrijfsauto van Het Hogeland. Op grond van het personeelsboek is het niet toegestaan de bedrijfsauto voor privédoeleinden te gebruiken. Het Hogeland verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden vanwege (ernstig) verwijtbaar handelen van werknemer. Het Hogeland stelt in dat kader dat werknemer onder werktijd de bedrijfsauto veelvuldig gebruikt voor andere doeleinden dan de aan hem opgedragen taken door naar locaties te rijden waar hij voor zijn werkzaamheden niet hoefde te zijn. Ondanks een officiële waarschuwing op 12 juli 2021 is werknemer hiermee doorgegaan. Ook heeft hij volgens de gemeente werkzaamheden verricht voor zijn eigen bedrijf (werknemer organiseert wadlooptochten). Daarnaast heeft werknemer opdracht gegeven aan een collega tot het verwijderen van illegaal gestort afval, aldus de gemeente. Werknemer betwist de verwijten die Het Hogeland hem maakt.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de overgelegde rittenregistraties volgt dat werknemer zich in de maanden oktober 2021 tot en met juni 2022 vaak heeft begeven naar plaatsen (onder meer Lauwersoog, Noordpolderzijl en Pieterburen) gelegen aan of nabij het wad. Uit het feit dat daar ook vertrekpunten zijn voor de wadlooptochten die werknemer organiseert, volgt echter nog niet dat deze ritten niet-werkgerelateerd waren, laat staan dat werknemer die ritten (deels) heeft afgelegd voor zijn onderneming. Dat werknemer daadwerkelijk onder werktijd werkzaamheden heeft verricht voor zijn wadloopbedrijf volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet uit de stukken. Daartoe weegt mee dat werknemer heeft gesteld dat zijn vrouw, met wie hij de onderneming drijft, verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken in de onderneming. En ook dat de betrokkenheid van werknemer bij de onderneming zich beperkt tot het adviseren en onderhouden van contacten en dat dit in de avonduren en het weekend plaatsvindt. De wadlooptochten vinden volgens werknemer nagenoeg volledig in het weekend plaats en als er, bij uitzondering, doordeweeks activiteiten zijn dan zijn er volgens hem anderen bij de organisatie en als gids betrokken. De gemeente had haar stellingen nader moeten onderbouwen. Zij heeft dit evenwel nagelaten. Het Hogeland heeft verder nog in algemene zin aangevoerd dat het niet tot de functie van werknemer behoort om uitvoerende werkzaamheden te verrichten en dat het voor zijn werk als voorman helemaal niet nodig is om veelvuldig naar de plaatsen te gaan waar werknemer blijkens de ritregistratie is geweest. Dat zou zo kunnen zijn, oordeelt de kantonrechter, maar dat kan geen grond opleveren voor verwijtbaar handelen van werknemer. In dat kader wordt nog opgemerkt dat er geen functioneringsgesprekken met werknemer zijn gevoerd en dat de wijze waarop werknemer zijn werk invult aan hemzelf wordt overgelaten en dat daar niet (noemenswaardig) op is gestuurd. Het verwijt dat werknemer opdracht zou hebben gegeven tot het verwijderen van groenafval, heeft Het Hogeland onvoldoende onderbouwd (bijvoorbeeld door middel van schriftelijke verklaringen van betrokken personen). Op grond van het voorgaande is volgens de kantonrechter geen sprake van een voldragen e-grond. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.