Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 30 juni 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:7156
Feiten
Werknemer is sinds 1 april 2018 werkzaam bij de gemeente Rotterdam. Op 23 juni 2023 heeft werknemer zich ziekgemeld. De Centrale Onderzoekseenheid van de gemeente Rotterdam heeft naar aanleiding van meldingen van twee collega’s een onderzoek ingesteld naar werknemer. Er is onder andere onderzoek gedaan naar de vraag of werknemer gebruik heeft gemaakt van een dienstvoertuig voor niet-zakelijke doeleinden. Uit het onderzoek is gebleken dat werknemer het dienstvoertuig voor privédoeleinden en woon-werkverkeer heeft gebruikt. Werknemer heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan vanwege financiële problemen in de privésfeer. De gemeente Rotterdam heeft werknemer op 14 maart 2023 de uitkomsten van het onderzoek gedeeld, aangegeven dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en dat de arbeidsovereenkomst daarom moet eindigen. De gemeente Rotterdam verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond, g-grond en i-grond.
Oordeel
Aan het ontbindingsverzoek ligt het gebruik van dienstvoertuigen door werknemer voor privédoeleinden ten grondslag. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 22 juni 2022 een tweetal dienstvoertuigen voor woon-werkverkeer en voor privédoeleinden heeft gebruikt. Werknemer wist dat dit niet was toegestaan. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat werknemer verwijtbaar heeft gehandeld. Beoordeeld moet worden of er sprake is van zodanig verwijtbaar handelen dat van de gemeente Rotterdam niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij is van belang dat werknemer sinds 1 april 2018 in dienst is bij de gemeente Rotterdam en dat niet in geschil is dat hij altijd naar tevredenheid heeft gefunctioneerd. In zijn gesprek met de Centrale Onderzoekseenheid heeft werknemer direct openheid van zaken gegeven over zijn gebruik van de dienstvoertuigen en toegelicht waarom hij dat heeft gedaan (persoonlijke en financiële omstandigheden). Het gebruik van de dienstvoertuigen door werknemer was bekend bij collega’s en zijn leidinggevende. Dit heeft de leidinggevende ook verklaard bij de Centrale Onderzoekseenheid. Bovendien was de leidinggevende op de hoogte van de (geld)problemen van werknemer en van het feit dat werknemer niet wist hoe hij naar het werk moest komen. De leidinggevende heeft het gebruik van dienstvoertuigen voor niet-zakelijke doeleinden door werknemer oogluikend toegestaan en hij heeft niet ingegrepen. Werknemer is ook nooit gewaarschuwd. Pas op 15 september 2022, toen werknemer al bijna drie maanden arbeidsongeschikt was en dus geen werkzaamheden verrichtte, is een onderzoek ingesteld naar het eerdere gebruik van de dienstvoertuigen door werknemer. Verder is van belang dat het gebruik van de dienstvoertuigen door werknemer geen verstrekkende gevolgen heeft voor de gemeente Rotterdam. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn aangedragen om te kunnen concluderen dat er sprake is van zodanig verwijtbaar handelen, dat van de gemeente Rotterdam niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.