Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 26 september 2023
ECLI:NL:RBOBR:2023:4740
Feiten
Werkneemster is sinds 19 maart 2018 in dienst bij de Staat, bij de Belastingdienst. Op 21 oktober 2022 is een melding gedaan bij het Meldpunt Integriteit Belastingdienst van een mogelijke integriteitsschending door werkneemster. Gemeld is dat werkneemster zonder zakelijke redenen de systemen van de Belastingdienst heeft bevraagd, ongeoorloofd informatie heeft gedeeld met derden en dat zij op de hoogte is van de criminele activiteiten van haar broer. De Staat heeft een onderzoek door het Onderzoeksbureau Integriteit Financiën (OIF) laten uitvoeren. Op 25 oktober 2022 heeft hierover een gesprek plaatsgevonden met werkneemster. Na het gesprek heeft zij haar laptop en telefoon ingeleverd en is zij naar huis gegaan. Werkneemster is geschorst. Op 11 december 2022 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Op 8 maart 2023 heeft het OIF het onderzoek naar werkneemster afgerond. Uit het onderzoek volgt onder andere dat de melding die is gemaakt naar haar inhoud juist is. De Staat verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond, g-grond dan wel i-grond.
Oordeel
De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op de e-grond. Werkneemster heeft erkend dat zij drie keer de systemen van de Belastingdienst voor niet-zakelijke doeleinden heeft ingezien. Gesteld noch gebleken is dat sprake was van een beroepsmatige reden voor werkneemster om deze gegevens te bekijken. Ook heeft werkneemster erkend dat zij de door haar uit de systemen van de Belastingdienst gehaalde informatie heeft gedeeld met derden (in casu haar broer). Vast staat dat werkneemster hiertoe zonder opdracht of zakelijke reden is overgegaan. Hieruit volgt dat werkneemster niet bevoegd was deze informatie te delen. De kantonrechter overweegt dat het feit dat werkneemster bij een overheidsorganisatie werkt met zich meebrengt dat hoge eisen aan haar integriteit gesteld mogen worden. Van de medewerkers van de Belastingdienst mag een hoge mate van professionaliteit, betrouwbaarheid, zorgvuldigheid en integriteit worden verwacht. Van iedere werknemer van de Belastingdienst, en dus ook van werkneemster, wordt een grote persoonlijke integriteit verwacht. Los daarvan geldt dat door de Staat voorts onweersproken is gesteld dat binnen de Belastingdienst een harde regel geldt dat zaken en gegevens van familieleden of bekenden niet mogen worden behandeld. Bovendien heeft werkneemster onjuist verklaard. Zo heeft zij in eerste instantie meermaals verklaard dat zij de systemen van de Belastingdienst alleen voor haar werkzaamheden gebruikt en dat zij geen informatie met derden deelt terwijl zij later heeft erkend dat zij dat wel heeft gedaan. Het onjuist verklaren door werkneemster raakt haar betrouwbaarheid. Het verweer van werkneemster dat zij enkel een luisterend oor heeft geboden aan haar broer houdt evenmin stand. Uit de overgelegde tapverslagen blijkt dat werkneemster onder andere concrete informatie aan haar broer heeft verstrekt over hoe te handelen naar aanleiding van de door ING aan haar broer gestelde vragen over de herkomst van de contante stortingen van € 56.880. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het handelen van werkneemster worden gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar. Werkneemster had op grond van haar functie bij de Belastingdienst toegang tot vertrouwelijke gegevens en zij heeft onbevoegd en meermaals die informatie met haar broer gedeeld. Voorts heeft zij op verschillende momenten onjuist verklaard richting haar werkgever en ten onrechte relevante informatie niet (meteen) of onvolledig gedeeld. Het handelen van werkneemster raakt de kern van het goed werknemerschap en het goed ambtenaarschap. Werkneemster heeft zodanig verwijtbaar gehandeld dat van de Staat in de geschetste omstandigheden redelijkerwijs dan ook niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.