Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28 november 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:11131
Feiten
X is sinds 2000 en Y is sinds 2004 werkzaam op de schepen van Star Bonaire B.V. (hierna: SB) als matroos. Fairwind Ltd (hierna: Fw), VMS Shipping, VMS Crew en VMS Holding (hierna tezamen: VMS Groep) zijn ondernemingen die zich onder andere bezighouden met het ter beschikking stellen van personeel aan schepen. Op basis van crewmanagementovereenkomsten stelde Fw personeel ter beschikking aan SB, waaronder X en Y. In juli 2022 is VMS Groep in beeld gekomen voor het crewmanagement van SB. Tussen VMS Groep en Fw is in februari 2023 gesproken over de overname van bemanningsleden ten behoeve van de schepen van SB, maar dat is uiteindelijk niet gebeurd. Nadat Y van boord gaat wegens ziekte, heeft Fw op 8 februari 2023 de loondoorbetaling gestopt. Fw heeft Y vervolgens bericht dat zij stopt met het crewmanagement voor SB en dat zij per 1 maart 2023 wordt overgenomen door VMS. Zodra Y hersteld zou zijn, zou hij contact op kunnen nemen met VMS Groep. In mei 2023 heeft Fw een beëindigingsovereenkomst aangeboden aan X wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Daarover is geen overeenstemming bereikt. Eind mei is X van boord gegaan, waarna Fw de loondoorbetaling heeft gestopt en heeft aangegeven dat contact kan worden opgenomen met VMS voor werk. X en Y stellen een loonvordering in jegens Fw, of indien sprake is van overgang van onderneming, jegens VMS Groep.
Oordeel
De kantonrechter heeft enkele opmerkingen vooraf. X en Y zijn ieder afzonderlijk jegens Fw een verzoekschriftprocedure gestart, waarin zij verzoeken om vernietiging van de opzegging van hun arbeidsovereenkomst en loon vorderen. Daarin is geoordeeld dat Fw als werkgever moet worden aangemerkt en heeft Fw het verweer gevoerd dat zij per 1 maart 2023 is overgenomen door VMS, zodat X en Y sindsdien aldaar in dienst zijn. In dit kort geding staat de vraag centraal of dat aannemelijk is en wordt ervan uitgegaan dat VMS Crew eventueel als verkrijger kan worden aangemerkt. De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van overgang van onderneming en weegt daarbij mee dat een andersluidend oordeel voor alle partijen grote gevolgen zou hebben als achteraf zou blijken dat daar toch geen sprake van is. Niet is voldaan aan het criterium ‘krachtens overeenkomst’. VMS heeft gemotiveerd betwist dat de crewmanagementovereenkomst door SB is opgezegd en dat SB vanaf enig moment geen gebruik meer heeft gemaakt van de diensten van Fw en wel van die van VMS Crew; dat is in het kader van dit kort geding onvoldoende om van overgang krachtens overeenkomst te spreken. Ook is niet aannemelijk dat is voldaan aan het criterium economische eenheid omdat, anders dan Fw stelt, Fw meerdere opdrachtgevers lijkt te hebben, SB andersom meerdere opdrachtnemers heeft en het aantal bemanningsleden dat door Fw ter beschikking werd gesteld steeds fluctueerde. Verder staat niet vast dat de identiteit van Fw behouden is gebleven omdat geen bemanningsleden zijn overgenomen en thans slechts enkele werknemers met een verleden bij Fw, na sollicitatie, in dienst zijn bij VMS Crew, waarbij ook nog geldt dat tussen de dienstverbanden een onderbreking van enkele maanden zit. Tot slot leidt de kantonrechter uit de feitelijke gang van zaken af dat partijen zich destijds niet hebben gerealiseerd dat mogelijk sprake was van overgang van onderneming en Fw daarmee niet aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan. Ook dit weegt mee bij het oordeel.