Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 9 april 2013
ECLI:NL:GHARL:2013:2467
Feiten
In het tussenarrest d.d. 11 december 2012 heeft het hof geoordeeld dat vast is komen te staan dat werknemer het overeengekomen concurrentiebeding heeft overtreden. Werknemer verzoekt het hof het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen op grond van het feit dat hij door het beding, in verhouding tot het te beschermen belang aan de zijde van 't Stokertje, onbillijk wordt benadeeld.
Oordeel
Het hof zal overgaan tot een belangenafweging. In het licht van het grondrecht op vrijheid van arbeidskeuze (artikel 19 Grondwet) en gelet op het functieniveau, het daarbij behorende salaris, de betrekkelijk korte duur van het dienstverband (5 jaar) en de kennisvorming door praktijkervaring, is het hof van oordeel dat de in het geding zijnde belangen van 't Stokertje (het voorkomen dat werknemer de opgedane kennis omtrent de in- en verkoop van kachels aanwendt ten gunste van zichzelf of de concurrentie) slechts een concurrentiebeding voor de duur van één jaar rechtvaardigen, zodat het hof de termijn waarvoor het beding gold, zal beperken tot 1 mei 2007. Het boetebeding wordt verbeurd vanaf de dag van het openen van de kachelzaak van de concurrentie tot 1 mei 2007 en bedraagt in dat geval € 44.250. Werknemer heeft een beroep gedaan op matiging van de eventueel verschuldigde boetes. Dit beroep treft doel. Daarvoor weegt hetzelfde mee als bij de beperking van het concurrentiebeding. Daarbij komt dat pas in deze procedure duidelijkheid is verschaft en verkregen over de situatie vanaf 1 mei 2005. Het hof heeft geoordeeld dat per die datum sprake is van een overgang van onderneming. Nu gesteld noch gebleken is dat 't Stokertje van die overgang mededeling aan werknemer heeft gedaan, was deze voor het verkrijgen van wetenschap daarover, mede van belang voor wat betreft de gelding van het concurrentiebeding, afhankelijk van informatie van ’t Stokertje. Werknemer heeft derhalve, mede door toedoen van 't Stokertje, zich geen goed beeld kunnen vormen over de juridische houdbaarheid van het concurrentiebeding. De boete wordt gematigd tot € 10.000.