Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 25 juli 2024
ECLI:NL:GHSHE:2024:2441
Werknemersaansprakelijkheid. Werknemer is opzettelijk betrokken geweest bij verdwijning van 77 laptops met toebehoren. Geen sprake van eigen schuld werkgever (art. 6:101 BW). Werknemer veroordeeld tot betaling aan werkgever van € 82.344,14.

Feiten

Werknemer is op 1 augustus 2021 in dienst getreden van werkgeefster. Op 14 april 2023 heeft werkgeefster opdracht gegeven aan een onderzoeksbureau om een onderzoek te doen naar de vermissing van laptops en of werknemer daarbij betrokken was. Op 7 juni 2023 heeft het onderzoeksbureau het rapport van zijn onderzoek opgeleverd aan werkgeefster. Uit het rapport blijkt dat werknemer vanaf september 2022 in totaal 101 laptops heeft besteld. Hiervan zijn 77 laptops (inclusief dockingstations en tassen) niet bij werkgeefster aangekomen respectievelijk geregistreerd. Ook is het merendeel van de bestellingen niet volgens de bij werkgeefster geldende procedure verricht en was er geen functionele noodzaak voor de betreffende bestellingen. Ook is gebleken dat werknemer 20 originele iPhone-opladers heeft besteld, die vervolgens zijn verdwenen. Het rapport besluit met de conclusie dat werknemer ‘verantwoordelijk is voor, respectievelijk betrokken is bij het verdwijnen van laptops, dockingstations, laptoptassen en iPhone-kabels’. Werkgeefster heeft werknemer vervolgens op staande voet ontslagen en zij heeft aangifte gedaan bij de politie van verduistering en diefstal door werknemer. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat werknemer jegens werkgeefster aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het verdwijnen van 77 laptops en 20 opladers. Werknemer is veroordeeld tot betaling van € 55.932,75 aan werkgeefster. De kantonrechter is daarbij uitgegaan van een totaalbedrag van € 82.344,14, waarbij de vergoedingsplicht van werknemer is verminderd door de schade die is veroorzaakt na januari 2023 bij helfte te verdelen tussen werkgeefster en werknemer op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld werkgeefster). Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld. Werknemer verzoekt vernietiging van voornoemde beslissing van de kantonrechter met afwijzing van het verzoek van werkgeefster, terwijl werkgeefster verzoekt werknemer te veroordelen tot betaling van (het totaalbedrag van) € 82.344,14.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt.

Werknemer is aansprakelijk (art. 7:661 BW)

Werknemer heeft in strijd met de – ook voor hem bekende – gangbare praktijk bestellingen verricht zonder die ter goedkeuring voor te leggen aan zijn leidinggevende. Laptops dienden bij aankomst op de ICT-afdeling geregistreerd te worden; werknemer wist als besteller van de laptops bij uitstek dat een aanzienlijk aantal van de door hem bestelde laptops niet geregistreerd werd. Werknemer heeft voorts, terwijl hij regelmatig nieuwe bestellingen plaatste, nooit bij zijn twee vaste contactpersonen bij de leverancier melding gemaakt van de omstandigheid dat laptops niet waren aangekomen bij werkgeefster, althans niet door hem waren geregistreerd. Werknemer heeft ook nooit bij zijn leidinggevende melding gemaakt van het feit dat door hem bestelde partijen laptops niet werden geregistreerd. Tot slot overweegt het hof dat werknemer voor voornoemde handelwijze geen geloofwaardige verklaring geeft. Uit het voorgaande leidt het hof af dat werknemer opzettelijk betrokken is bij de verdwijning van 77 laptops met toebehoren. Dat geldt temeer nu voor de alternatieve verklaring van werknemer dat de laptops niet zijn ontvangen bij werkgeefster of dat collega’s van hem verantwoordelijk zijn voor de verdwijning van die laptops, geen enkel objectief aanknopingspunt in het dossier te vinden is.

Geen eigen schuld werkgever (art. 6:101 BW)

Voorts gaat het in hoger beroep om de vraag of de door werknemer vanaf januari 2023 veroorzaakte schade wegens eigen schuld toegerekend kan worden aan werkgeefster (zoals de kantonrechter in eerste aanleg heeft geoordeeld). Het hof overweegt dat werkgeefster voldoende gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij onvoldoende concrete verdenkingen had om al vanaf januari 2023 meer controle op het handelen van specifiek werknemer uit te oefenen. Van een echte verdenking ten aanzien van werknemer was nog geen sprake; het hele team werd vanaf dat moment beter in de gaten gehouden. Ook anderszins is geen sprake van omstandigheden die werkgeefster kunnen worden verweten die de kans op verduistering hebben vergroot. Zo al zou moeten worden aangenomen dat een deel van de schade is veroorzaakt omdat werkgeefster bij een nauwgezette vergelijking tussen de geaccordeerde facturen en de daadwerkelijk als ontvangen geregistreerde laptops eerder maatregelen had moeten nemen, dan stuit enige toerekening van de schade aan werkgeefster af op de eveneens in artikel 6:101 BW besloten billijkheidscorrectie. Afgezet tegen de ernst van het opzettelijk en heimelijk handelen van werknemer is enige nalatigheid van werkgeefster met betrekking tot de controle ten tijde van de betaalbaarstelling van de facturen, gering van aard. Gelet op de uiteenlopende ernst en verwijtbaarheid van de gemaakte fouten eist ook in dat geval de billijkheid dat de vergoedingsplicht van werknemer volledig in stand blijft. Werknemer wordt in hoger beroep veroordeeld om aan werkgeefster te betalen een bedrag van € 82.344,14.