Naar boven ↑

Rechtspraak

Talentfabriek 010 Cooperatie U.A./mevrouw X
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 24 september 2024
ECLI:NL:GHDHA:2024:1710
Overeenkomst tussen Coöperatieve vereniging en coördinator van naaiateliers kwalificeert als arbeidsovereenkomst en is per 1 februari 2023 met haar rechten en verplichtingen - als gevolg van een overgang van onderneming - overgegaan op een derde.

Feiten

Mevrouw X is in 2017 als vrijwilligster begonnen bij Talentfabriek010 Coöperatie U.A. (hierna: TF010), een coöperatieve vereniging die onder andere naaiateliers en wasserettes exploiteert. Sinds december 2017 is mevrouw X coördinator van de naaiateliers, lid van het kernteam en had zij een stem in de algemene ledenvergadering. Aanvankelijk had mevrouw X een eenmanszaak op basis waarvan zij facturen stuurde naar TF010. Op 7 juli 2020 heeft mevrouw X een raamovereenkomst tot verloning gesloten met Verloning B.V., op basis waarvan Verloning de facturatie aan TF010 van mevrouw X overnam. Verloning betaalde mevrouw X vervolgens een nettosalaris nadat zij onder andere de premies werknemersverzekeringen en loonheffing had ingehouden op het gefactureerde bedrag. Daarnaast is op 20 september 2020 tussen mevrouw X en TF010 een overeenkomst genaamd ‘opdrachtovereenkomst’ gesloten voor de duur van een jaar. In de overeenkomst is opgenomen dat mevrouw X maximaal 32 uur per week aan werkzaamheden mocht factureren. Nadien is de overeenkomst stilzwijgend verlengd. Vanaf april 2022 is TF010 met Oxious B.V. plannen gaan ontwikkelen voor een samenwerking op basis waarvan een naaiatelier is ondergebracht in een afzonderlijke vennootschap genaamd Oxious Talent Factory B.V. (hierna: OTF) die daartoe in december 2022 is opgericht. Mevrouw X is vanaf 1 februari 2023 aan het werk gegaan in het naaiatelier van OTF. Zij is echter begin maart 2023 ziek geworden. Vanaf dat moment heeft mevrouw X geen loon meer ontvangen, is er geen arboarts ingeschakeld en zijn er geen re-integratie-inspanningen geweest. In eerste aanleg heeft mevrouw X de kantonrechter onder andere verzocht voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen haar en TF010 moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst en tussen haar en OTF een arbeidsovereenkomst is ontstaan per 1 februari 2023 wegens een overgang van onderneming. De kantonrechter heeft bij beschikking van 5 september 2023 voor recht verklaard dat de overeenkomst tussen mevrouw X en TF010 gekwalificeerd moet worden als een arbeidsovereenkomst en TF010 veroordeeld mevrouw X weer toe te laten tot de werkzaamheden en het loon vanaf 1 maart 2023 alsnog uit te betalen. TF010 is in hoger beroep gegaan. Kort samengevat heeft zij in hoger beroep aangevoerd dat (1) de overeenkomst tussen mevrouw X en haar moet worden gekwalificeerd als overeenkomst van opdracht, (2) er geen contractuele relatie meer bestaat tussen TF010 en mevrouw X sinds de raamovereenkomst tussen mevrouw X en Verloning en (3) hoe dan ook per 1 februari 2023 geen contractuele relatie meer bestaat tussen TF010 en mevrouw X door een overgang van onderneming.

Oordeel

Het hof bekrachtigt het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar vernietigt de beschikking van de kantonrechter voor wat betreft de veroordeling van TF010 tot het toelaten van mevrouw X tot de werkzaamheden en doorbetaling van loon vanaf 1 maart 2023. Het hof oordeelt daartoe als volgt.

Arbeidsovereenkomst (grieven 1 en 2)

Aan de vereisten uit artikel 7:610 BW is voldaan. Mevrouw X verrichtte haar werkzaamheden als coördinator gedurende een zekere tijd. Zij verrichtte verder geen (betaalde) werkzaamheden voor een derde. Ook ontving mevrouw X voor haar werkzaamheden een vergoeding van aanvankelijk € 20 per uur en later € 25 per uur, ten aanzien waarvan niet op individuele basis met mevrouw X is onderhandeld. Daarnaast vond betaling van mevrouw X vanaf 7 juli 2020 plaats via een verloningsbedrijf waarbij fiscaal geopteerd was voor werknemerschap (door afdracht premies en loonbelasting). TF010 was bekend met deze gang van zaken. Ook wat betreft de aard van de werkzaamheden van mevrouw X – coördinator van de naaiateliers – waren deze ingebed in de organisatie van de onderneming van TF010. Zij had weliswaar een grote mate van vrijheid, maar moest haar werkzaamheden persoonlijk verrichten en deed dit feitelijk ook. Bovendien moest mevrouw X zich richten naar het concept van TF010 en werken via de kanalen van TF010. Zij moest voor verschillende beslissingen, waaronder de vergoeding van gemaakte kosten en het doen van bestellingen, toestemming vragen. Bovendien moest mevrouw X haar werkzaamheden, die in beginsel neerkwamen op een werkweek van 32 uur, afstemmen op de openingstijden van de naaiateliers en haar vakanties in overleg opnemen. Tot slot was TF010 ermee bekend dat mevrouw X sinds de raamovereenkomst niet meer als onderneemster fungeerde en liep mevrouw X evenmin een ondernemingsrisico. Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat mevrouw X bij TF010 werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst.

Overgang van onderneming (grief 3)

Het hof stelt daarnaast vast dat sprake is van een overgang van onderneming ex artikel 7:662 e.v. BW, waardoor de rechten en plichten uit hoofde van de arbeidsovereenkomst tussen TF010 en mevrouw X per 1 februari 2023 van rechtswege zijn overgegaan op OTF. Het hof toetst aan de voorwaarden uit artikel 7:662 lid 1 BW en de Spijkers-criteria. In hoger beroep heeft TF010 volgens het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat haar ateliers, die als een economische eenheid moeten worden aangemerkt, per 1 februari 2023 zijn overgegaan naar OTF, op basis van een overeenkomst tussen TF010 en Oxious en dat deze economische eenheid mét inventaris, personeel en opdrachtgevers zonder onderbreking is voortgezet door OTF. Dat de werkzaamheden op een andere locatie werden voorgezet en het atelier zich mogelijk ook op andere doelgroepen ging richten, maakt deze omstandigheden niet anders.