Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 31 juli 2024
ECLI:NL:RBZWB:2024:6857
Feiten
Werknemer i s op 16 januari 2016 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van marktmanager. Werkgeefster is verantwoordelijk voor het organiseren, beheren, uitvoeren en continueren van markten. Werknemer vordert onder meer een bedrag van € 3.337,82 netto als ten onrechte ingehouden op de eindafrekening en een bedrag aan onbetaald salaris. Werknemer is van oordeel dat in 2018 te veel loonheffingskorting is toegekend en dat dit bedrag ten onrechte bij eindafrekening is verrekend. De vordering met betrekking tot achterstallig loon onderbouwt werknemer aan de hand van financiële afspraken begin januari 2017 met de gemeente Tilburg over het openen en sluiten van elektrakasten op de diverse weekmarkten. Werkgeefster voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen omdat werknemer zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de verrekening van de loonheffingskorting heeft de accountant van werkgeefster dit opgepakt en op verzoek van werknemer een nieuwe jaaropgave en nieuwe loonstroken over 2018 verstrekt, zodat hij vanaf medio april 2019 al op de hoogte was van het bedrag dat hij op enig moment zou moeten terugbetalen. Werkgeefster stelt niet te zijn betrokken geweest bij de afspraken tussen werknemer en de gemeente Tilburg. De gemeente wilde niet met werknemer, als zelfstandige, in zee gaan, zodat is verzocht dat werkgeefster de bedragen zou gaan verlonen. Daar heeft zij mee ingestemd. Zij kon de bedragen niet op een andere manier aan werknemer vergoeden, omdat hij geen eigen onderneming voerde.
Oordeel
Tussen partijen staat vast dat werkgeefster te veel loonheffingskorting heeft toegekend aan werknemer over 2018, zodat de te veel toegekende loonheffingskorting onverschuldigd is betaald. Uit vaste jurisprudentie volgt dat als hoofdregel geldt dat onverschuldigd betaalde bedragen door een werkgever kunnen worden teruggevorderd. Tussen partijen staat vast dat werknemer in 2019 zelf heeft geconstateerd dat te veel loonheffingskorting was toegekend. Ook staat vast dat hierover overleg is geweest tussen partijen en dat werkgeefster toen heeft gecorrigeerd, met toezending van een nieuwe jaaropgave aan werknemer. Vanuit beide partijen is er toen geen initiatief gekomen om tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag te komen tot het moment dat werkgeefster de eindafrekening van het dienstverband opstelde. Naar het oordeel van de kantonrechter was voldoende kenbaar voor werknemer dat hij moest terugbetalen en om welk bedrag het ging. Het is vervolgens beide partijen aan te rekenen dat zij geen afspraken hebben gemaakt over de terugbetaling van het bedrag. Zij hebben immers beiden stilgezeten. De kantonrechter oordeelt dat het handelen van werkgeefster, het verrekenen van dit bedrag op de eindafrekening, niet in strijd is met het goed werkgeverschap of de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter overweegt dat werknemer voldoende heeft onderbouwd hoe en tussen wie de afspraak met de gemeente Tilburg tot stand is gekomen. Hij heeft vervolgens niet onderbouwd wat er tussen hem en werkgeefster over die bedragen is afgesproken. De vordering wordt afgewezen