Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 14 maart 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:1471
Feiten
VLT drijft een wereldwijd opererende groothandel in optische artikelen (lenzen, filters, lampen en toebehoren). Werkneemster A is tussen 4 april 2012 en 1 mei 2023 in dienst geweest bij VLT, laatstelijk in de functie van officemanager. In haar arbeidsovereenkomst is een geheimhoudings- en relatiebeding opgenomen. Partijen hebben, na een discussie over de koop van aandelen in VLT door werknemer, een vaststellingsovereenkomst gesloten. VLT heeft de beëindigingsvergoeding niet uitbetaald, omdat werkneemster de weken ervoor druk bezig is geweest met het stelselmatig en substantieel afbreken van VLT samen met werknemer B en C die ook nauw bij VLT betrokken zijn geweest. Voornoemde personen hebben volgens VLT een bedrijf opgericht dat vrijwel een kopie is van VLT. Ook zou werkneemster relaties van VLT hebben benaderd. Op 15 juni 2023 heeft werkneemster de aantijgingen weersproken. Werknemer B is tussen 16 april 2018 en 1 maart 2023 in dienst geweest als accountmanager bij VLT. In zijn arbeidsovereenkomst staat een geheimhoudingsbeding. C is de echtgenoot van werkneemster A en is van november 2021 tot december 2022 als zelfstandig adviseur werkzaam geweest voor VLOT. Per 17 mei 2023 is Iolite opgericht. Eerder, namelijk op 3 februari 2023, heeft C de domeinnaam iolite-vision.nl geregistreerd. Werknemers A en B en C waren ten tijde van de oprichting van Iolite (indirect) bestuurders. Iolite opereert in dezelfde branche als VLT. Op 27 juni 2023 heeft VLT werknemers A, B en C gesommeerd om hun (gesteld) onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden en heeft VLT hen aansprakelijk gehouden voor de (gesteld) geleden schade. Op 19 december 2023 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag een kortgedingvonnis gewezen waarin - kort gezegd - is bepaald dat er geen inbreuk is gemaakt op het merkrecht of het handelsnaamrecht van VLT door Iolite en dat de website van Iolite niet hoeft te worden aangepast. De vorderingen van VLT zijn afgewezen. Werknemer A vordert uitbetaling van de overeengekomen beëindigingsvergoeding. VLT vordert onder andere uitbetaling van de dwangsommen en wettelijke rentes en een verklaring voor recht dat sprake is van onrechtmatig handelen en een schadevergoeding.
Oordeel
Schending geheimhouding door werknemers A en B?
Allereerst is van belang om vast te stellen wat de strekking van het geheimhoudingsbeding is. Er is de kantonrechter niet gebleken dat er over het beding in kwestie is onderhandeld. Daarom gaat de kantonrechter uit van de strekking zoals die uit (de tekst van) het beding zelf volgt, namelijk: het niet mogen doen van mededelingen - aan derden - over belangrijke zaken van VLT of haar klanten. In zijn algemeenheid merkt de kantonrechter op dat een geheimhoudingsbeding bedoeld is om te voorkomen dat vertrouwelijke en/of bedrijfsgevoelige informatie naar buiten wordt gebracht en bij derden zoals concurrenten terecht komt. Volgens VLT is de geheimhouding geschonden omdat werknemers A en B kennis hebben doorgespeeld aan C. C beschikte echter al over deze kennis uit zichzelf. Uit de stellingen van VLT volgt niet dat de betreffende kennis over het klantenbestand buiten de beschreven ‘eigen’ kring en de betreffende klanten zelf, is gedeeld. Kortom, voor schending van het geheimhoudingsbeding heeft VLT geen toereikende stellingen betrokken. De kantonrechter verwerpt daarom dit verwijt.
Schending relatiebeding door A?
De kantonrechter oordeelt vervolgens dat VLT op het punt van de verweten benadering van relaties van VLT teneinde hen te bewegen naar Iolite over te stappen, de stelplichtdrempel (net) is gepasseerd. VLT heeft negen klanten met naam en toenaam genoemd en geschetst wanneer, waar en jegens wie de verweten gedraging precies zou hebben plaatsgevonden. Aan werknemer kan worden toegegeven dat de verweten gedraging zelf vrij globaal is beschreven. De kantonrechter beoordeelt echter het geheel aan gestelde feiten en omstandigheden voldoende om over de drempel van de stelplicht te komen. Gelet op de per gestelde klant gedane voldoende gemotiveerde betwisting van werknemer staat wat VLT aanvoert over de feitelijke gebeurtenissen nog niet vast. Aan VLT zal daarom een bewijsopdracht worden verstrekt.
Onrechtmatige werknemersconcurrentie door A en B?
De kantonrechter is van oordeel dat de door VLT aangevoerde feiten en omstandigheden de stelling oftewel de conclusie die VLT daaraan vervolgens verbindt, niet kunnen dragen. Het spitst zich in deze zaak toe op kennis van het klantenbestand. Ongetwijfeld is er bij werknemers A en B kennis van veel meer bedrijfsinformatie, zoals prijzen en marges. Maar waarom het daarbij zou gaan om vertrouwelijk verkregen informatie én dat daarvan gebruik is gemaakt, heeft VLT niet voldoende toegelicht en onderbouwd. Een andere punt betreft de stelling van VLT dat sprake is van stelselmatige en substantiële afbraak van het bedrijfsdebiet. De kantonrechter is daarover onvoldoende voorgelicht door VLT. VLT heeft daar te weinig over gezegd en er geen onderbouwende informatie over verschaft. De kantonrechter heeft geen voldoende beeld waar het betreft de omvang van haar totale (actieve en inactief) klantenbestand ten tijde van de verweten gedragingen en vooral niet over de verhouding van de betreffende elf relaties tot het totaal van relaties qua percentage van de totale omzet en winst. Zonder meer informatie daarover kan de kantonrechter niet beoordelen of de gestelde inbreuk op het duurzame bedrijfsdebiet ook stelselmatig en substantieel is.