Naar boven ↑

Rechtspraak

Intrekking en terugvordering WAO-uitkering wegens voorwenden ziekte. Geen strijd met rechtszekerheidsbeginsel.

UWV stelt zich op het standpunt dat aan appellante ten onrechte een WAO-uitkering is verstrekt. Appellante wordt verweten dat zij vanaf die datum de verzekeringsarts door haar presentatie en de verstrekte inlichtingen onjuist heeft geïnformeerd over haar gezondheidssituatie.

De Raad oordeelt als volgt. Omdat het een voor appellante belastend besluit is, rust op UWV de verplichting om feiten aannemelijk te maken (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:2015:1295). Met de rapporten van de stafverzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vast komen te staan dat appellante vanaf 14 februari 2008 in staat was om loonvormende arbeid te verrichten en tevens dat appellante heeft voorgewend dat zij vanaf 14 februari volledig arbeidsongeschikt was, in verband waarmee haar het verwijt treft dat haar ten onrechte uitkering is verstrekt als gevolg van schending van de in artikel 80 van de WAO neergelegde informatieverplichting. Volgens vaste rechtspraak is intrekking of herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering met terugwerkende kracht in het algemeen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. In uitzonderingsgevallen is van strijd met dat beginsel geen sprake, waarbij gedacht kan worden aan gevallen waarin de betrokkene wist, althans redelijkerwijs behoorde te weten, dat hij ernstig rekening diende te houden met de mogelijkheid van intrekking. Door ziekte voor te wenden had appellante redelijkerwijs kunnen weten dat zij ernstig rekening diende te houden met een dergelijke intrekking. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is dan ook geen sprake.