Naar boven ↑

Rechtspraak

Aanvraag terugkomen eerdere intrekking WAO-uitkering moet ook worden beoordeeld als een beroep op toegenomen arbeidsongeschikt in de zin van artikel 43a WAO.

Appellant ontvangt per november 1999 een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Op 5 september 2005 besluit UWV op grond van een medisch en arbeidskundig onderzoek de WAO-uitkering van appellant met ingang van 30 oktober 2005 in te trekken (besluit I). Appellant treedt per 1 september 2008 in dienst bij X en meldt zich per 4 december 2008 ziek vanwege buik-, rug- en schouderklachten en depressieve klachten. UWV weigert over te gaan tot toekenning van een ZW-uitkering omdat appellant ziek was bij de aanvang van de verzekering. Bij besluit van 4 mei 2010 kent UWV appellant per 1 januari 2009 een WAO-uitkering toe naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% (besluit II). Appellant verzoekt daarop UWV op 10 januari 2013 om de WAO-uitkering met ingang van 1 november 2005 toe te kennen, omdat besluit II moet worden gezien als een herstel van de intrekking van de WAO-uitkering van appellant bij besluit I. UWV wijst dit verzoek af, omdat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan UWV zou moeten terugkomen op besluit I (besluit III).

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Uit eerdere rechtspraak (CRvB 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1) blijkt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit, dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling voor toegenomen arbeidsongeschiktheid, of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst. Indien in een voorkomend geval niet (geheel) duidelijk is wat met een aanvraag wordt beoogd, ligt het op de weg van UWV daarover bij de aanvrager nadere informatie in te winnen. Het onderscheid in wat de belanghebbende heeft beoogd is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door UWV en de toetsing door de bestuursrechter van het bestreden besluit naar aanleiding van het bezwaar tegen de beslissing op die aanvraag. Het verzoek van appellant van 10 januari 2013 moet overeenkomstig zijn strekking niet slechts worden opgevat als een verzoek om terug te komen van besluit I, maar ook als een beroep op artikel 43a WAO wegens toegenomen klachten in de periode 30 oktober 2005 tot en met 1 januari 2009, nu per deze laatste datum aan appellant een volledige WAO-uitkering is toegekend. Nu UWV heeft verzuimd te beoordelen of voor appellant recht op een uitkering vanaf 1 november 2005 bestond op grond van artikel 43a WAO, is besluit III onzorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de herziening van besluit I, onderschrijft de Raad de overwegingen van de rechtbank dat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren heeft gebracht. Voor zover appellant met de aanvraag van 10 januari 2013 heeft beoogd tevens een melding van (toegenomen) arbeidsongeschiktheid te doen over de periode 30 oktober 2005 tot en met 1 januari 2009, moet hij feiten of omstandigheden aandragen die deze melding ondersteunen. Uit de gegevens die appellant heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn aanvraag en uit de overige voorhanden zijnde (medische) gegevens valt niet af te leiden dat appellant in de periode 30 oktober 2005 tot (4 december 2008 vier weken voor) 1 januari 2009, (toegenomen) arbeidsongeschikt is geworden zoals bedoeld in artikel 43a van de WAO. De aanvraag van appellant dient derhalve ook voor zover deze geacht moet worden gebaseerd te zijn op artikel 43a van de WAO te worden afgewezen.