Rechtspraak
Naar aanleiding van een besluit tot intrekking van de WAO-uitkering stelt appellant in onderhavige zaak de juistheid van het verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek ter discussie. De Raad benoemt verschillende deskundigen en komt uiteindelijk tot het oordeel dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling juist is. Wel ziet de Raad aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen wegens overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM.
De redelijke termijn is voor een procedure in drie instanties in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd (uitspraak van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar, de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar en de behandeling van het hoger beroep ten hoogste twee jaar duren, terwijl doorgaans geen sprake is van een te lange behandelingsduur in de rechterlijke fase in haar geheel als deze niet meer dan drie en een half jaar heeft geduurd. De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen. Vanaf de ontvangst door UWV van het bezwaarschrift op 8 juni 2010 van appellant tot de datum van deze uitspraak zijn vijf jaar en zes maanden verstreken. Er bestaat geen aanleiding de redelijke termijn voor deze procedure in de rechterlijke fase op meer dan drie en een half jaar stellen. Dit resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn door de rechter met een jaar en een maand. In beginsel is een vergoeding gepast van € 500 per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden (uitspraak van de Raad van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009). Dit leidt tot een veroordeling tot schadevergoeding van € 500 vanwege overschrijding van de termijn in de bestuurlijke fase, te betalen door UWV aan appellant.