Naar boven ↑

Rechtspraak

Toekenning van een IVA-uitkering kan niet leiden tot het oordeel dat een werkgever geen re-integratie-inspanningen behoefde te verrichten gedurende de wachttijd.

Bij besluit van 21 november 2012 legt UWV appellante een loonsanctie op wegens het zonder deugdelijke reden onvoldoende verrichten van re-integratie-inspanningen. Nadat appellante haar tekortkoming heeft hersteld, bekort UWV de loonsanctie van appellante tot 2 mei 2013. Vervolgens wordt met ingang van 2 mei aan appellante een IVA-uitkering toegekend. Appellante verzoekt UWV om terug te komen van het besluit van 21 november 2012 op de grond dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, omdat UWV aan werknemer met ingang van 2 mei 2013 een IVA-uitkering heeft toegekend. Volgens appellante blijkt uit die toekenning dat UWV haar opvatting onderschrijft dat werknemer geen benutbare mogelijkheden heeft, dan wel dat er voor hem geen passende functies zijn te vinden. Appellante is van mening dat UWV veel eerder tot die conclusie had moeten komen, namelijk op het moment waarop het de loonsanctie aan appellante oplegde.

De Raad komt tot de volgende beoordeling. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 21 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AM3202) is op een verzoek zoals dat van appellante artikel 4:6 van de Awb van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren moet brengen die een terugkomen van het eerdere besluit kunnen rechtvaardigen. Geoordeeld wordt dat UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat wat door appellante is aangevoerd geen nieuw feit of veranderde omstandigheid is zoals in artikel 4:6 van de Awb wordt bedoeld. Hiertoe wordt overwogen dat, gelet op vaste rechtspraak (bijvoorbeeld uitspraken van 20 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4864 en 10 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1940) een besluit tot toekenning van een IVA-uitkering niet kan leiden tot het oordeel dat een werkgever geen re-integratie-inspanningen hoeft te verrichten, aangezien de toekenning van een dergelijke uitkering achteraf heeft plaatsgevonden op basis van andere beoordelingsmaatstaven dan aan de orde is in het kader van de beoordeling van de re-integratie-inspanningen van een werkgever. Uit de toekenning van een IVA-uitkering aan werknemer kunnen derhalve geen conclusies worden getrokken over de vraag of appellante aan haar re-integratieverplichting heeft voldaan. Het hoger beroep slaagt niet.