Rechtspraak
Gedurende haar HBO-studie werkt appellante sinds april 2010 op basis van een min/max-contract voor bepaalde tijd als werkstudent voor bureau X. In juni 2010 studeert appellante af en vanaf juli 2010 verricht zij tot oktober/november 2010 via bureau X werkzaamheden in het kader van een onderzoeksproject. Met ingang van 1 februari 2011 treedt appellante als adviseur voor 32 uur per week in dienst bij werkgever Y. Op 29 augustus 2011 wordt appellante arbeidsongeschiktheid en na het einde van de wachttijd kent UWV appellante een WGA-uitkering toe, berekend naar een dagloon van € 58,28. UWV heeft het dagloon van appellante conform artikel 13 lid 1 Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (hierna: het Besluit) berekend naar het door appellante in de referteperiode (die liep van 1 augustus 2010 t/m 31 juli 2011) ontvangen loon dat was betaald door bureau X en werkgever Y. Appellante maakt bezwaar tegen de vaststelling van het dagloon, omdat zij meent dat hetgeen zij van bureau X heeft ontvangen aangemerkt dient te worden als stagevergoeding. Volgens appellante is er geen sprake geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen haar en bureau X. UWV verklaart het bezwaar van appellante ongegrond en stelt zich op het standpunt dat hetgeen appellante heeft ontvangen van bureau X is aan te merken als loon uit een (reguliere) dienstbetrekking. Appellante stelt vervolgens beroep in bij de rechtbank, hetgeen ook ongegrond wordt verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Het werk dat appellante in het onderzoekproject ten behoeve van bureau X deed was, zo is gebleken, niet ingebed in een bepaalde opleiding of gericht op een bepaald onderwijsdoel, noch was er een stage-overeenkomst. De hoogte van het door appellante ontvangen loon lag duidelijk boven hetgeen als een ‘normale’ stagevergoeding is aan te merken. Dat appellante begeleiding ontving van docenten van bureau X betekent op zich nog niet dat er geen sprake was van een dienstbetrekking. Hetzelfde geldt voor het gegeven dat het onderzoek in samenwerking met bureau X plaatsvond. Ten slotte blijkt uit de polisadministratie dat bureau X voor de werkzaamheden SV-loon heeft verantwoord. Hieruit wordt geconcludeerd dat de arbeid die appellante voor het onderzoekproject verrichtte, geschiedde op basis van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Met recht heeft de rechtbank geoordeeld dat het door appellante van bureau X ontvangen loon moest worden betrokken bij de berekening van het dagloon. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.