Rechtspraak
In verband met einde dienstverband van rechtswege per 14 september 2012 heeft werkneemster een uitkering op grond van WW aangevraagd. In de week van 17 september 2012 heeft werkneemster zich ziek gemeld bij UWV. Op 27 september 2012 heeft werkneemster telefonisch contact gehad met UWV en op 26 oktober 2012 heeft ze gesproken met een re-integratiecoach van UWV. Deze stelt een probleemverkenning op waarin als eerste arbeidsongeschiktheidsdag 17 september 2012 wordt vermeld. Bij besluit van 9 november 2012 is werkneemster bericht dat zij wegens nawerking van haar inmiddels beƫindigde verzekering met ingang van 17 september 2012 recht heeft op een ZW-uitkering. Bij besluit van 14 november 2012 wordt de WW-uitkering die werkneemster inmiddels ontving wegens de toegekende ZW-uitkering beƫindigd. De voormalig werkgeefster van werkneemster, appellante, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 november 2012. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard. Ook het beroep wordt door de rechtbank ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat UWV voldoende medisch heeft onderbouwd dat werkneemster aansluitend aan haar laatste werkdag van haar dienstverband op vrijdag 14 september 2012 met ingang van maandag 17 september 2012 als arbeidsongeschikt in de zin van de ZW moet worden aangemerkt en de ziekmelding onder de nawerking van artikel 46 ZW valt. In hoger beroep heeft appellante het standpunt herhaald dat werkneemster bij einde dienstverband per 14 september 2012 niet ziek was, maar dat zij zich pas op 20 september 2012 vanuit de situatie van werkloosheid heeft ziekgemeld. Indien aangenomen wordt dat 17 september 2012 wel als eerste ziektedag moet worden aangemerkt, gaat het eveneens om een ziekmelding vanuit werkloosheid, aldus appellante.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Op grond van vaste rechtspraak (zie ECLI:NL:CRVB:2016:467 en ECLI:NL:CRVB:468) is appellante terecht als belanghebbende aangemerkt. Het standpunt van appellante dat, indien werkneemster aansluitend aan het einde van haar dienstverband op 17 september 2012 ziek is geworden, sprake is van een ziekmelding tijdens WW, wordt niet gevolgd. De toegekende WW-uitkering is immers ingetrokken vanwege het alsnog toekennen van ZW per 17 september 2012. Dat in het zicht van de werkloosheid WW is aangevraagd doet daar niet aan af. Als na een WW-toekenning immers wordt vastgesteld dat sprake was van ongeschiktheid direct aansluitend aan einde dienstverband, heeft dat als gevolg dat op grond van artikel 19 WW een uitsluitingsgrond voor de WW van toepassing is, tenzij die vaststelling in rechte wordt aangetast. Volgens vaste rechtspraak brengt de aard van de betrokken belangen mee dat bij betwisting door een belanghebbende werkgever van de (mate van) arbeidsongeschiktheid van een werknemer, UWV het besluit ten aanzien van arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk motiveert. Het bestreden besluit voldoet niet aan die motiveringsplicht. Uit de aangifte arbeidsongeschiktheid blijkt dat de werkneemster zich telefonisch per 20 september 2012 heeft ziek gemeld. Dit blijkt ook uit andere stukken. Niet duidelijk is waarom de eerste arbeidsongeschiktheidsdag door de re-integratiebegeleider van UWV is gewijzigd in 17 september 2012. Pas nadien, op 22 januari 2013, is werkneemster voor het eerst door de verzekeringsarts gezien. Uit de spreekuurrapporten blijkt niet dat speciale aandacht is besteed aan de datum van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Aanleiding voor die rapporten was de vraag of werkneemster wegens ziekte nog steeds niet kon werken. In de rapporten is ten aanzien van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag slechts voortgeborduurd op de voorhanden zijnde gegevens. UWV heeft geen enkele nadere medische onderbouwing gegeven van de in aanmerking genomen eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De Raad draagt UWV met toepassing van artikel 8:51d Awb op dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen.