Naar boven ↑

Rechtspraak

Voor het aannemen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking moet sprake zijn van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding, en een verplichting tot het betalen van loon.

Appellant zou voor een bedrijf X hebben gewerkt in de periode van 17 maart 2009 tot 24 april 2009. Hij heeft vervolgens in de periode van 24 april 2009 tot en met 30 september 2012 afwisselend een ZW- uitkering en een WW-uitkering ontvangen. UWV heeft na onderzoek geconcludeerd dat beide uitkeringen gebaseerd waren op een gefingeerd dienstverband en deze uitkeringen volledig teruggevorderd bij besluit van 21 mei 2013 en bij besluit van 22 mei 2013. De bevindingen van UWV zijn vastgelegd in een onderzoeksrapport van 11 april 2013. Appellant zou volgens UWV, zo blijkt uit dit rapport, geen werkzaamheden hebben verricht voor bedrijf X en er zouden hem geen loonbetalingen zijn gedaan. Appellant heeft tevergeefs bezwaar gemaakt tegen beide besluiten. Zijn beroep bij de rechtbank slaagt evenmin. De rechtbank oordeelt dat UWV aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van een gefingeerd dienstverband en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij feitelijk wel werkzaam is geweest voor bedrijf X. In hoger beroep stelt appellant dat UWV te weinig gewicht heeft toegekend aan de verklaring van eigenaresse van het bedrijf X, waarin zij onder meer heeft verklaard dat appellant voor haar heeft gewerkt en aan de verklaring van een ex-werknemer, waarin hij heeft verklaard dat hij denkt dat appellant in april, mei en juni 2009 voor bedrijf X heeft gewerkt. Dat bedrijf X een ondeugdelijke administratie heeft, kan volgens appellant niet aan hem worden verweten.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. UWV is verplicht conform artikel 33 lid 1 ZW en artikel 36 lid 1 WW ziekengeld, dat onverschuldigd is betaald, terug te vorderen. Het geschil betreft de vraag of UWV appellant terecht niet verzekerd heeft geacht voor de ZW en de WW omdat geen sprake zou zijn geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Bij besluiten als hier aan de orde gaat het om belastende besluiten waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Indien op grond van de door UWV gepresenteerde feiten aannemelijk is dat appellant ten tijde in geding geen dienstbetrekking in de zin van de socialeverzekeringswetten heeft vervuld, dan ligt het op de weg van appellant de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken. Naar vaste rechtspraak moet voor het aannemen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking sprake zijn van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding, en een verplichting tot het betalen van loon (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2011:BQ1785). Daarbij moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien en dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien (zie onder meer ECLI:NL:HR:2011:BP3887 en ECLI:NL:HR:2012:BU8926). De Raad is met de rechtbank van oordeel dat UWV zorgvuldig en voldoende onderzoek heeft verricht en aannemelijk heeft gemaakt dat appellant in de periode van 17 maart 2009 tot 24 april 2009 geen werkzaamheden voor bedrijf X heeft verricht. De door appellant aangehaalde passages uit de verklaringen van de eigenaresse en ex-werknemer geven, mede gelet op hetgeen zij verder hebben verklaard en gelet op de overige bevindingen uit het onderzoek door UWV, geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van UWV. Uit het onderzoek zijn geen gegevens naar voren gekomen waaruit blijkt dat bedrijf X loon heeft betaald aan appellant, noch dat appellant loon heeft ontvangen. Ook zou appellant tegenover een inspecteur van UWV hebben verklaard dat er geen afspraak was gemaakt over het loon en dat hij niet wist wat voor salaris hij ontving. UWV heeft aldus aannemelijk gemaakt dat er tussen appellant en bedrijf X geen sprake is geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Een eventuele ondeugdelijke administratie doet daaraan niet af. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.