Naar boven ↑

Rechtspraak

UWV heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat als gevolg van het schenden van de informatieplicht niet is vast te stellen of er voor appellante recht op een WIA-uitkering bestaat en is ten onrechte overgegaan tot intrekking en terugvordering met terugwerkende kracht van WIA-uitkering.

Met ingang van 14 maart 2010 ontvangt appellante een WIA-uitkering. Naar aanleiding van een interne melding in november 2013 dat appellante ingeschreven zou staan als zelfstandig ondernemer in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, start UWV een onderzoek naar de situatie van appellante. UWV komt in een rapport van 2 januari 2014 tot de conclusie dat appellante als zelfstandig ondernemer werkzaamheden heeft verricht. Hierover stelt UWV appellante vragen, maar daarop geeft appellante geen antwoorden. UWV besluit vervolgens op 14 juli 2014 de WIA-uitkering met ingang van 14 maart 2010 in te trekken, omdat niet vastgesteld kan worden dat appellante vanaf die datum recht heeft op een WIA-uitkering en appellante haar informatieplicht heeft geschonden. Ook vordert UWV de aan appellante betaalde WIA-uitkering vanaf 14 maart 2010 tot 1 juli 2014 terug. Appellante maakt bezwaar tegen de intrekking van de WIA-uitkering en het terugvorderen van de betaalde WIA-uitkering, hetgeen ongegrond wordt verklaard. Vervolgens gaat appellante in beroep, maar ook de rechtbank verklaart het beroep van appellante ongegrond.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Appellante heeft de op haar rustende informatieplicht geschonden, doordat zij bij haar aanvraag om een WIA-uitkering geen opgave heeft gedaan van haar inschrijving als zelfstandige bij de Kamer van Koophandel vanaf 19 oktober 2007. Het geding spitst zich volgens de Raad toe op de vraag of deze schending tot gevolg heeft dat het recht van appellante vanaf 14 maart 2010 niet meer kan worden vastgesteld en – indien deze vraag als bevestigend wordt beantwoord – de vraag of UWV de over de periode van 14 maart 2010 tot 1 juli 2014 betaalde uitkering van appellante heeft mogen terugvorderen. Uit de gedingstukken, in het bijzonder het onderzoeksrapport van 2 januari 2014, volgt dat UWV het bestreden besluit voornamelijk heeft gebaseerd op bevindingen die zien op de periode voordat appellante een WIA-uitkering ontving, dus voor 14 maart 2010. De Raad wijst in dat kader onder andere op de periode van inschrijving van appellante in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, welke is doorgehaald voordat appellante een WIA-uitkering ontving, namelijk op 12 februari 2010. De onderzoeksbevindingen van UWV die betrekking hebben op de periode vanaf het moment dat appellante een WIA-uitkering is gaan ontvangen, bieden onvoldoende aanwijzing voor de veronderstelling dat appellante als zelfstandige werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten als zelfstandige heeft ontvangen. UWV heeft niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de geconstateerde schending van de informatieplicht niet is vast te stellen of appellante vanaf 14 maart 2010 recht heeft op een WIA-uitkering. Hieruit volgt dat niet aan de voorwaarden om met terugwerkende kracht tot intrekking van de WIA-uitkering te besluiten is voldaan. De aangevallen uitspraak en het bestreden besluit worden vernietigd.