Rechtspraak
Appellante is werkzaam als beleidsmedewerker bij een gemeente voor 25,05 uur per week. Zij meldt zich op 3 augustus 2009 ziek met hart- en vermoeidheidsklachten. UWV stelt bij besluit van 13 september 2011 vast dat appellante na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 1 augustus 2011 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij per deze datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. UWV verklaart het bezwaar van appellante tegen deze beslissing gegrond en stelt vast dat appellante vanaf 1 augustus 2011 recht heeft op een WGA-uitkering. Het verlies aan verdiencapaciteit is berekend op 37,68%. In de FML is als duurbeperking opgenomen dat appellante gemiddeld 6 uur per dag en 30 uur per week kan werken. Appellante stelt tegen het besluit van 22 februari 2012 beroep in en dient ter ondersteuning van haar standpunt onder meer een bedrijfsgeneeskundig expertiserapport van 16 juli 2012 van bedrijfsarts R.A. Veen in. In het rapport van 12 juli 2013 legt de door de rechtbank ingestelde deskundige als zijn bevinding vast dat loonvormende arbeid voor appellante per 1 augustus 2011 haalbaar is mits rekening wordt gehouden met de in de FML opgenomen beperkingen. Alles afwegende acht de deskundige het reëel dat appellante in staat moet worden geacht om halftijds, 4 uur per dag en 20 uur per week, te werken. Appellante kan dan in de overige uren dagelijks rust nemen. UWV volgt de bevindingen van de deskundige. Bij brief van 10 september 2013 bericht UWV de rechtbank dat de hoogte van de WGA-uitkering van appellante gelijk blijft, maar dat het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt van 37,68% naar 62,89%. Appellante geeft aan dat UWV daarmee niet aan haar wens is tegemoetgekomen en handhaaft het beroep.
De rechtbank vat de in de brief van 10 september 2013 opgenomen beslissing van UWV op als een nader besluit waarbij het besluit van 22 februari 2012 is gewijzigd en dat laatste besluit bij haar beoordeling van het beroep van appellante betrokken. De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 10 september 2013 ongegrond, met veroordeling van UWV in de proceskosten van appellante. In hoger beroep voert appellante aan dat de rechtbank ten onrechte UWV heeft gevolgd in de vaststelling dat zij werkzaamheden kan verrichten met een duurbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week. De deskundige heeft deze duurbeperking niet onderbouwd. Appellante werkte feitelijk maximaal 14 uur per week in haar functie, maar heeft dit aantal nog moeten verlagen tot 12 uur per week door vrije dagen in te kopen en vrije tijd te verruilen voor thuis werken. Daarnaast heeft zij geen energie meer om privé nog te functioneren. Daarmee is ten onrechte door UWV geen rekening gehouden.
De Centrale Raad van Beroept oordeelt als volgt. In dit geding moet de vraag worden beantwoord of de rechtbank terecht UWV heeft gevolgd in de vaststelling dat per 1 augustus 2011 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante 62,89% bedraagt. Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Terecht heeft de rechtbank de deskundige gevolgd, nu deze zorgvuldig en met inachtneming van alle beschikbare informatie tot zijn conclusie is gekomen, zijn rapport inzichtelijk en consistent is en zijn advies overtuigend heeft gemotiveerd, waarbij hij op de hoogte was van de eigen visie van appellante.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 12 oktober 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AR6405, 31 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR6452 en 25 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1942) moet bij de vraag of appellante in staat moet worden geacht de in aanmerking komende arbeid te verrichten de zorg voor huishouding en kinderen en andere privéactiviteiten buiten beschouwing blijven, omdat dit niet tot de maatmanarbeid behoort en geen object van de verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Wet WIA is. Dit heeft tot gevolg dat de conclusie van de deskundige dat een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week voldoet, moet worden gevolgd. Het hoger beroep slaagt niet.