Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkgeefster heeft alsnog voldoende re-integratie-inspanningen in het eerste spoor verricht en haar tekortkomingen hersteld. Verzoek tot bekorting loonsanctie toegewezen.

Appellant is op 28 oktober 2011 na een bedrijfsongeval uitgevallen voor zijn werk als bedrijfsverzorger. Op verzoek van appellant geeft UWV op 5 juli 2013 een deskundigenoordeel. Het arbeidsdeskundig rapport vermeldt dat de re-integratie-inspanningen van werkgeefster tot dan onvoldoende zijn, aangezien werkgeefster onvoldoende heeft gemotiveerd waarom appellant destijds voor de interne functie van planner is afgewezen. Bij besluit van 24 oktober 2013 stelt UWV vast dat werkgeefster niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan en legt werkgeefster een loonsanctie op waarbij het loon tot 24 oktober 2014 moet worden doorbetaald. Het rapport van de arbeidsdeskundige stelt dat werkgeefster de tekortkoming in haar re-integratie-inspanningen kan herstellen door de mogelijkheden in het eerste spoor opnieuw te bekijken, omdat er een reƫle herplaatsingsmogelijkheid is in de functie van planner. Het door werkgeefster gemaakte bezwaar tegen de loonsanctie verklaart UWV ongegrond. Bij brief van 13 februari 2014 verzoekt werkgeefster UWV de opgelegde loonsanctie te bekorten. Bij besluit van 28 februari 2014 beslist UWV dat werkgeefster haar tekortkomingen in de re-integratieverplichtingen jegens appellant heeft hersteld. De periode waarover werkgeefster aan appellant loon moet doorbetalen is bekort tot 17 februari 2014. Het door appellant gemaakte bezwaar en beroep worden ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat werkgeefster appellant bij wijze van proef heeft geplaatst in de functie van planner en dat daaruit naar voren is gekomen dat appellant niet alleen wat betreft de fysieke mogelijkheden, maar ook qua vaardigheden niet voldoet aan de eisen voor de functie van planner. Naar het oordeel van de rechtbank heeft werkgeefster terecht geconcludeerd dat herplaatsing van appellant in de functie van planner niet haalbaar is. De rechtbank volgt UWV in zijn opvatting dat de tekortkomingen in de re-integratieverplichtingen voldoende zijn hersteld.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Appellant kan met het hoger beroep niet bereiken dat de bekorting van de aan werkgeefster opgelegde loonsanctie ongedaan wordt gemaakt. Appellant stelt echter dat hij schade heeft geleden door het besluit van UWV om de loonsanctie niet te bekorten en heeft in verband met zijn verzoek om schadevergoeding belang bij een inhoudelijke beoordeling van het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit. In hoger beroep is de vraag aan de orde of UWV er terecht van is uitgegaan dat werkgeefster zich in het eerste spoor alsnog voldoende heeft ingespannen. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de stukken voldoende steun bieden voor het standpunt van UWV dat werkgeefster alsnog voldoende re-integratie-inspanningen in het eerste spoor heeft verricht en haar tekortkomingen heeft hersteld. De registerarbeidsdeskundige acht de functie van planner niet passend omdat met name het aspect zitten de belastbaarheid van appellante te boven gaat. Voorts is gemotiveerd vermeld dat de functie niet passend te maken is en er bij werkgeefster geen ander passend werk is voor appellant. Het hoger beroep van appellant slaagt niet.