Naar boven ↑

Rechtspraak

Het standpunt van de arbeidsdeskundige in het kader van het verstrekte deskundigenoordeel dat geen sprake was van een adequate regie had voor appellante aanleiding en startpunt moeten vormen om de re-integratie verder adequaat vorm te geven. Appellante wordt niet gevolgd in haar stelling dat sprake zou zijn geweest van een inadequaat deskundigenoordeel.

Appellante drijft een detailhandel in luxe en huishoudelijke artikelen en tuinmeubelen. Werkneemster van appellante is vanaf 2003 40 uur werkzaam als verkoper. Met ingang van 3 april 2012 valt werkneemster in verband met psychische en gewrichtsklachten uit. Uit een rapport van een arbeidsdeskundige van UWV volgt dat – in verband met tegengestelde en ontbrekende informatie – niet geconcludeerd kan worden dat appellante voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. In een rapport van 1 maart 2013 vermeldt de verzekeringsarts dat bij een ziektebeeld zonder duidelijk onderliggend substraat niet kan worden gesteld dat bij werkneemster sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid zodat zij niet aanmerking komt voor een IVA-uitkering met verkorte wachttijd. Werkneemster vraagt vervolgens een deskundigenoordeel over de re-integratie-inspanningen van appellante, waarop een arbeidsdeskundige van UWV overweegt dat het re-integratietraject tot dan toe op een onjuist vastgestelde belastbaarheid is gebaseerd en aldus concludeert dat de re-integratie-inspanningen door appellante niet voldoende zijn. Op een bepaald moment wordt spoort 2 ingezet. Werkneemster heeft belastbare mogelijkheden en er is alle reden om verbetering te verwachten. Op verzoek van appellant rapporteert een arbeidsdeskundige vervolgens dat het eigen werk niet meer geschikt is voor werkneemster en dat zij in staat is loonvormende arbeid te verrichten. UWV heeft appellante vervolgens een loonsanctie opgelegd voor de duur van 52 weken. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. UWV wijst het bekortingsverzoek van appellante vervolgens af, omdat appellante de tekortkomingen in de re-integratie nog niet heeft hersteld. Ook tegen dit besluit wordt bezwaar gemaakt. Bij de aangevallen uitspraak verklaart de rechtbank het beroep van appellante tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond. Zij is tot de slotsom gekomen dat de re-integratie-inspanningen die onder verantwoordelijkheid van appellante hebben plaatsgevonden, onvoldoende zijn, zodat de opgelegde loonsanctie in rechte standhoudt. In hoger beroep voert appellante aan dat UWV tekort is geschoten in het geven van een adequaat deskundigenoordeel op verzoek van appellante en dat UWV haar een te korte termijn heeft gegeven om informatie te verstrekken aan de bedrijfsarts.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Ingevolge de Wet WIA beoordeelt UWV of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Blijkens de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop Als een bevredigend resultaat is bereikt, is voldaan aan de wettelijke eis dat werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien UWV het resultaat niet bevredigend acht, zal volgens de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en werknemer daadwerkelijk is ondernomen. In de Beleidsregels is eveneens de mogelijkheid tot het vragen van een deskundigenoordeel vermeld. Doel daarvan is te voorkomen dat het re-integratieproces wordt vertraagd of zelfs stopt. De rechtbank wordt gevolgd in het oordeel dat UWV terecht heeft geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen die onder verantwoordelijkheid van appellante zijn verricht, onvoldoende zijn geweest. Uit het geschetste verloop van de verzuimbegeleiding moet worden afgeleid dat de arbeidsdeskundige van UWV bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen terecht heeft geconcludeerd dat door de te zwaar gestelde beperkingen het re-integratietraject niet adequaat is geweest en daardoor re-integratiekansen zijn gemist. Dat sprake zou zijn geweest van een inadequaat deskundigenoordeel wordt niet gevolgd. De arbeidsdeskundige heeft er in zijn rapport op gewezen dat er bij betrokkenen verschillende visies bestonden en dat er verschillende kanten op werd gekoerst, zodat geen sprake was van een adequate regie. Dat had voor appellante aanleiding en startpunt moeten vormen om de re-integratie verder adequaat vorm te geven. Van het in de aangevallen uitspraak gegeven oordeel over de weigering van UWV om de loonsanctie te bekorten heeft appellante ter zitting erkend dat ten tijde van het verzoek om bekorting de door UWV vastgestelde tekortkomingen niet waren hersteld. Gelet daarop is er geen aanleiding over de bekorting anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Ook dit onderdeel van het hoger beroep slaagt niet. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.