Naar boven ↑

Rechtspraak

In het krijgen van erkenning voor de ernstige ziekte en de gezondheidssituatie waarin betrokkene verkeerde en waardoor hij volgens de erfgenamen niet kon werken is geen procesbelang gelegen.

Betrokkene is sinds 1988 werkzaam als productiemedewerker bij X voor 40 uur per week. Zijn dienstverband eindigt op 11 maart 2014 wegens faillissement. Betrokkene meldt zich vervolgens per 10 oktober 2013 ziek wegens al langer bestaande klachten als gevolg van gemetastaseerde paragangliomen en verzoekt UWV om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Ziektewet. Op 24 juli 2014 bezoekt betrokkene het spreekuur van een arts van UWV. Deze arts acht betrokkene per 1 augustus 2014 geschikt voor zijn laatst verrichte arbeid. Vervolgens stelt UWV bij besluit van 28 juli 2014 vast dat betrokkene per 1 augustus 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld. UWV verklaart het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit bij besluit van 4 september 2014 (bestreden besluit) ongegrond. Aan het bestreden besluit legt UWV een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 augustus 2014 ten grondslag. Ook de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Betrokkene kan zich niet met de uitspraak van de rechtbank verenigen. In hoger beroep handhaaft hij wat hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd en benadrukt dat zijn beperkingen zijn onderschat. Tijdens de procedure in hoger beroep overlijdt betrokkene. Ter zitting stellen appellanten (de erven) aanvullend dat ten onrechte geen informatie is opgevraagd bij de bedrijfsarts noch bij de huisarts, dan wel nadere informatie is opgevraagd bij de levenseindekliniek waar betrokkene zich in oktober 2013 heeft aangemeld. Terugkijkend hoe het met betrokkene is gegaan, is het besluit niet goed te begrijpen en bestaat aanleiding de procedure voort te zetten.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Betrokkene heeft zich in deze procedure gekeerd tegen het besluit waarbij is vastgesteld dat hij met ingang van 1 augustus 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld. Nu betrokkene tijdens de procedure in hoger beroep is overleden en de erven als appellanten de procedure wensen voort te zetten, moet allereerst worden beoordeeld of zij belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Appellanten zijn volgens de verklaring van erfrecht als erven gerechtigden in de nalatenschap van betrokkene. Appellanten hebben ter zitting te kennen gegeven dat het financiële belang was gelegen in een aanvulling door de werkgever, maar die is failliet verklaard. Een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij zij ook een belang meenden te hebben, kan niet meer worden aangevraagd. Het gaat appellanten in deze zaak ook niet om het financiële belang maar zij beogen dat betrokkene alsnog erkenning krijgt voor de ernstige ziekte en de gezondheidssituatie waarin hij verkeerde en waardoor hij volgens appellanten niet kon werken. Hierin kan echter geen procesbelang gelegen zijn. De Raad heeft eerder geoordeeld dat hij alleen geroepen is tot beslechten van geschillen en dat in de erkenning van de gezondheidstoestand van een betrokkene geen procesbelang gelegen kan zijn (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:815). Het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.