Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen sprake van direct causaal verband tussen de zwangerschap en/of bevalling en de daarna bestaande arbeidsongeschiktheid.

Appellante meldt zich op 10 juni 2013 ziek wegens psychische klachten en gaat vervolgens op 20 juni 2013 ziek uit dienst. Zij wordt in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Op 2 april 2015 bevalt zij van een doodgeboren kindje. Op 1 december 2015 neemt UWV drie afzonderlijke besluiten: (1) appellante komt in aanmerking voor een WAZO-uitkering van 1 februari 2015 tot 24 mei 2015, (2) per 25 mei 2015 komt zij in aanmerking voor een ZW-uitkering en (3) de ZW-uitkering zal per 28 september 2015 worden beëindigd. Met ingang van 28 september 2015 zal appellante in aanmerking worden gebracht voor een WIA-uitkering. Bij besluit van 20 mei 2016 (bestreden besluit) verklaart UWV het bezwaar tegen de besluiten 1 en 2 gegrond. UWV beslist dat appellante van 2 april 2015 tot 24 juli 2015 recht heeft op een WAZO-uitkering en dat zij aansluitend vanaf 24 juli 2014 recht heeft op een ZW-uitkering. Het bezwaar tegen besluit 3 wordt ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat het tijdvak van 104 weken waarin appellante ziekengeld ontvangt per 28 september 2015 eindigt. Appellante gaat in beroep. Zij stelt dat zij aansluitend op de door haar genoten WAZO-uitkering arbeidsongeschikt was als gevolg van psychische problemen en rugklachten. Die arbeidsongeschiktheid hangt volgens appellante samen met haar zwangerschap en/of bevalling. De rechter oordeelt dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een direct causaal verband tussen appellantes klachten en haar bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. De rechter verklaart het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalt appellante haar standpunt. Volgens haar zijn haar psychische problemen na de bevalling van haar doodgeboren kind verergerd en heeft zij naar aanleiding van de bevalling ernstige rugklachten gekregen. Volgens appellante is daarom sprake van een direct causaal verband.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat uit vaste rechtspraak volgt dat de arbeidsongeschiktheid een direct gevolg moet zijn van de zwangerschap en/of bevalling wil aanspraak kunnen worden gemaakt op een uitkering ingevolge artikel 29a ZW. In dit kader is de Richtlijn voor verzekeringsartsen van UWV van 1 mei 2014 ‘Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid’ (de richtlijn) van belang. Volgens de richtlijn is het aannemelijker dat sprake is van een oorzakelijk verband met de zwangerschap/bevalling als de klachten nog niet voor het begin van de zwangerschap bestonden. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat de verzekeringsarts afdoende heeft gemotiveerd dat het vereiste direct causale verband tussen appellantes arbeidsongeschiktheid per 24 juli 2015 en de voorafgegane zwangerschap en bevalling ontbreekt. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is een herhaling van gronden. Op basis van de beschikbare gegevens is inzichtelijk geconcludeerd dat de beperkingen grotendeels overeenkomen met de in april 2014 vermelde beperkingen. Appellante heeft geen informatie overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat op 24 juli 2015 sprake van aan de zwangerschap of bevalling rechtstreeks gerelateerde arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak.