Naar boven ↑

Rechtspraak

Door in te stemmen met ontslag tijdens ziekte pleegt werknemer benadelingshandeling: weigering ZW-uitkering terecht.

Appellant is sinds september 2012 in dienst bij werkgever in de functie van papierrestaurator. Op 28 augustus 2014 meldt appellant zich ziek wegens psychische klachten. Appellant en zijn werkgever komen op 26 maart 2015 tot een einde van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 mei 2015. Bij besluit van 2 juni 2015 weigert UWV appellant in aanmerking te brengen voor een ZW-uitkering, nu het dienstverband tijdens ziekte is beëindigd en appellant dus een onnodig beroep op de Ziektewet doet. Het bezwaar en beroep tegen dit besluit zijn ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De gronden die appellant in hoger beroep aanvoert, zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat UVW op goede gronden geweigerd heeft de ZW-uitkering aan appellant uit te betalen. De rechtbank heeft in dat verband overwogen dat in beginsel sprake is van een benadelingshandeling als een verzekerde instemt met een beëindiging van de dienstbetrekking bij ziekte. Dit is alleen anders als de kans verwaarloosbaar klein is dat de kantonrechter een ontbindingsverzoek zou afwijzen omdat het verzoek gericht zou zijn op het ontlopen van het opzegverbod tijdens ziekte. De rechtbank heeft geoordeeld dat voorts niet aannemelijk is dat de functie van appellant wegens bedrijfseconomische redenen is komen te vervallen. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een benadelingshandeling als bedoeld in artikel 45 lid 1 sub j ZW. De overwegingen van de rechtbank worden door de Raad geheel onderschreven. De Raad voegt hieraan toe dat appellant ook in hoger beroep niet heeft onderbouwd dat bij werkgever sprake was van een noodzaak tot het laten vervallen van zijn arbeidsplaats. Daarbij wordt van belang geacht dat werkgever weliswaar heeft gesteld dat de vestiging waar appellant werkzaam is geweest is gesloten, maar dat tevens is gebleken dat met appellant overleg heeft plaatsgevonden om de werkzaamheden op een andere locatie te laten uitvoeren. Het hoger beroep faalt.