Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Pensioenfond Metaal en Techniek c.s./werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 12 april 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ1268

Stichting Pensioenfond Metaal en Techniek c.s./werkgever

Uitleg en bewijslast werkingssfeerbepalingen CAO Metaal en Technische Bedrijfstakken. Werkgever verricht 'in hoofdzaak' werkzaamheden in de bedrijfstak Metaal en Techniek, indien het aantal werknemers per afzonderlijke (en dus niet gezamelijke) bedrijfstak minder is dan tewerkstelling in de metaalsector

Werkgever is een dochteronderneming van een Poolse moeder die uitsluitend werknemers detacheerd. De Fondsen vorderen (1) een verklaring voor recht dat werkgever (een uitzendonderneming) onder de werkingssfeer valt van het besluit tot verplichte deelneming in het pensioenfonds Metaal en Techniek en van de diverse algemeen verbindend verklaarde bepalingen van cao's, en (2) veroordeling van werkgever tot betaling van bijdragen, renten, boeten en buitengerechtelijke kosten. In de kern komt het geschil tussen partijen neer op de vraag of werkgever onder het toepassingsbereik van de (algemeen verbindend verklaarde) cao valt. Volgens de cao-bepaling wordt een onderneming geacht 'in hoofdzaak' een of meer van de hierboven genoemde werkzaamheden uit te oefenen (lees: metaal- en techniekwerkzaamheden), wanneer het aantal werknemers dat bij de bedoelde werkzaamheden is betrokken, groter is dan het aantal werknemers dat werkzaamheden verricht op het gebied van enige andere bedrijfstak. Werkgever heeft 41% van zijn werknemers in de metaalsector gedetacheerd, 21% in de argrarische sector, 18% in de bouw en de rest in overige sectoren. Volgens de Fondsen moet de werkingssfeer aldus worden uitgelegd dat per sector een vergelijking moet plaatsvinden en niet de sector Metaal en Techniek versus de overige.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof volgt de door de Fondsen verdedigde genuanceerde uitleg van de werkingssfeerbepalingen. Bij een genuanceerde uitleg en toepasssing van het werkingssfeercriterium behoort echter ook een genuanceerde feitelijke onderbouwing van de stelling van de Fondsen dat de uitzendonderneming van werkgever onder de werkingssfeerbepalingen valt. Hetgeen de Fondsen hebben gesteld, vormt een onvoldoende feitelijke onderbouwing van de stelling dat werkgever ook na 30 september 2003 onder de werkingssfeerbepalingen valt. Op de Fondsen rust de stelplicht en bewijslast conform de hoofdregel van artikel 150 Rv. Werkgever zou onrechtmatig handelen indien hij zou weigeren de relevante gegevens aan de Fondsen te verstrekken ter beoordeling (door de Fondsen) van de vraag of werkgever onder de werkingssfeerbepalingen valt. Werkgever is daarom verplicht die gegevens aan de Fondsen te verstrekken. Op werkgever rust niet een verzwaarde motiveringsplicht ten aanzien van de betwisting van de stelling van de Fondsen dat werkgever onder de werkingssfeerbepalingen valt. Het enkele feit dat werknemers van werkgever tot 28 september 2004 bij Mn Services NV stonden geregistreerd, kan niet leiden tot de conclusie dat zij tot die datum onder werkingssfeerbepalingen zijn gevallen. Aan het feit dat afmelding van werknemers van werkgevers eerst per 28 september 2004 heeft plaatsgevonden, kan voorshands niet de conclusie of het bewijsvermoeden worden verbonden dat werkgever tot die datum onder de werkingssfeerbepalingen is gevallen, aangezien werkgever zijn werknemers feitelijk had willen afmelden per 30 september 2003, maar die afmelding om administratieve redenen niet meer bij Mn Services NV kon worden geregistreerd.