Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Assen), 21 december 2011
ECLI:NL:RBASS:2011:BU8943
Stichting GGZ Drenthe/werknemer
Werknemer is sinds 1987 in dienst van GGZ Drenthe, laatstelijk in de functie van ambulant verpleegkundige. In mei 2011 heeft een patiënte kenbaar gemaakt dat zij gedurende een periode van negen jaar een affectieve en seksuele relatie met werknemer onderhield. In eerste instantie heeft werknemer de relatie ontkend. Nadat werknemer tijdens een vervolggesprek door GGZ Drenthe is geconfronteerd met diverse seksueel getinte sms-berichten van hem aan de patiënte, heeft werknemer erkend dat sprake is van een seksuele relatie. Vervolgens is werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer stelt dat hij door de patiënte is gechanteerd en gedwongen tot seksuele handelingen. Thans verzoekt GGZ voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de beroepscode die op werknemer van toepassing is, is het aangaan van een seksuele relatie met een patiënt verboden. Werknemer heeft dat verbod overtreden nu hij heeft erkend gedurende een lange periode van negen jaar een seksuele relatie te hebben gehad met patiënte, die aan zijn hulp en zorg was toevertrouwd. Daarbij heeft hij niet alleen in het algemeen in strijd gehandeld met het belang dat door het verbod op een seksuele relatie met een cliënt gediend wordt, maar hij heeft dat belang ook in concreto ten aanzien van patiënte in ernstige mate geschonden. Vast staat immers dat patiënte een kwetsbaar verleden met mannen heeft en psychische problemen heeft waarvoor zij begeleiding ontving. Dat werknemer zou zijn gechanteerd en gedwongen zou zijn tot seksuele handelingen heeft hij (daargelaten of dit een rechtvaardigingsgrond zou opleveren) niet aannemelijk gemaakt. Verder wordt meegewogen dat werknemer de mogelijkheid had om collega's en/of leidinggevende te raadplegen over de vraag hoe om te gaan met de situatie waarin hij zich bevond. Toen hij met de seksuele relatie door GGZ Drenthe werd geconfronteerd, heeft hij dit niet direct erkend. Anderzijds wordt in aanmerking genomen dat werknemer meer dan twintig jaar in de gezondheidszorg werkzaam is en GGZ Drenthe altijd tevreden was met zijn functioneren. Werknemer heeft bovendien zijn baan verloren. Voor zijn handelen heeft hij echter geen aannemelijke verklaring kunnen geven. Gelet op de ernst van de overschrijding van de beroepsnormen en van de verwijtbaarheid ervan van werknemer is de kantonrechter na afweging van alle omstandigheden van oordeel dat de voorwaardelijke ontbinding op de primaire grondslag, de dringende reden, dient te worden toegewezen. Er bestaat daarom in het geheel geen grond om aan de (voorwaardelijk) uit te spreken ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten laste van GGZ Drenthe een ontbindingsvergoeding ten behoeve van de werknemer te verbinden.