Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 8 november 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9682
werknemer/Gebroeders X Autoveren
Werknemer is als verensmid in dienst getreden van werkgever, een bedrijf dat zich bezighoudt met de fabricage, reparatie en handel in autoveren. Vanaf januari 2002 werd het salaris van werknemer aangevuld met een WAO-uitkering, omdat hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt was (25-35%). Vanaf 5 december 2006 is werknemer volledig arbeidsongeschikt. In 2007 en in de eerste helft van 2008 heeft hij nog wel met tussenpozen werkzaamheden als verensmid verricht. In januari 2008 heeft een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De conclusie daarvan is dat het eigen werk van werknemer niet passend is, dat er geen mogelijkheden zijn tot herplaatsing bij de eigen werkgever en dat re-integratie in het tweede spoor moet worden ingezet. In december 2008 is werknemer volledig arbeidsongeschikt verklaard. De werkgever heeft met toestemming van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst tegen 1 oktober 2009 opgezegd. Werknemer heeft vervolgens € 60.000 aan schadevergoeding gevorderd wegens kennelijk onredelijke opzegging. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Op werknemer rust de stelplicht en de bewijslast ter zake van de feiten en omstandigheden die hij aan zijn vordering ex artikel 7:681 BW ten grondslag legt. Dat geldt ook voor zijn stelling dat een relatie bestaat tussen zijn gezondheidsklachten en de hem opgedragen werkzaamheden. Voor omkering van de bewijslast als door werknemer bepleit, acht het hof geen grond aanwezig. Werknemer is niet geslaagd in het aantonen van een verband tussen de (passende) werkzaamheden en de gezondheidsklachten (rug- en schouderklachten en werken met veren). Evenmin kan werknemer worden gevolgd in de stelling dat werkgever zijn re-integratieverplichtingen niet of onjuist is nagekomen.
Het enkele feit dat werknemer 29 dienstjaren voor werkgever heeft gewerkt en hem geen financiële voorziening is aangeboden, terwijl zijn positie op de arbeidsmarkt slecht is, is evenmin voldoende om tot kennelijke onredelijkheid van de opzegging te concluderen. Hij was door arbeidsongeschiktheid niet meer in staat de overeengekomen werkzaamheden te verrichten en er was geen uitzicht op hervatting daarvan. Werkgever heeft gedurende (ruim) twee jaar na de aanvang van de volledige arbeidsongeschiktheid loon aan werknemer doorbetaald. Na twee jaar ziekte is de wettelijke verplichting van werkgever om loon aan werknemer door te betalen komen te vervallen. Hierop stuit reeds af de stelling van werknemer dat hij door de opzegging van de arbeidsovereenkomst tegen 1 oktober 2009 financiële schade heeft geleden. Voor zover hij inkomensschade heeft geleden is dat niet het gevolg van de opzegging, maar van de arbeidsongeschiktheid omdat werkgever op grond van de wet na twee jaar arbeidsongeschiktheid niet meer is gehouden loon te betalen.