Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 18 mei 2016
ECLI:NL:RBOBR:2016:7516
Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg in Eindhoven en De Kempen/werknemer
Feiten
Werknemer is op 9 januari 2006 bij GGzE in dienst getreden. Bij brief van 15 juli 2015 is werknemer te kennen gegeven dat zijn houding en gedrag naar collega’s en leidinggevende niet langer geaccepteerd wordt. Bij brief van 14 augustus 2015 is werknemer op non-actief gesteld. In een kortgedingvonnis is de vordering van werknemer tot wedertewerkstelling en rehabilitatie afgewezen. Vanaf augustus 2015 zit werknemer thuis met doorbetaling van salaris. GGzE verzoekt onder meer de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden (e-grond). Werknemer voert verweer en verzoekt, indien de arbeidsovereenkomst blijft bestaan, hem tot de werkvloer toe te laten, althans weder tewerk te worden gesteld in zijn functie. Subsidiair verzoekt werknemer om een transitievergoeding, alsmede een billijke vergoeding.
Oordeel
Partijen verschillen sterk van mening over het gedrag dat werknemer op het werk heeft laten zien. Op initiatief van GGzE heeft op 23 april 2014 in een mediationsetting een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en een directe collega met wie de relatie erg slecht was. Aanvankelijk, zo stelt zij, is de slechte relatie tussen werknemer en deze collega verbeterd maar werknemer is teruggevallen in zijn oude pestgedrag en in de zomervakantie van 2015 is deze collega weer ziek uitgevallen. De kantonrechter stelt vast dat na de ingelaste teamvergadering van 28 september 2015 de brief van 1 oktober 2015 naar werknemer is gestuurd waarin een vaststellingsovereenkomst of outplacementtraject dan wel herplaatsing wordt aangeboden. Werknemer heeft meegedeeld dat hij zich niet herkent in hetgeen GGzE over hem naar voren heeft gebracht, met name met betrekking tot zijn vermeende (pest)gedrag. De kantonrechter constateert dat uit overgelegde verslagen en verklaringen blijkt van wisselende opvattingen over de wijze waarop de houding van werknemer wordt gewaardeerd door zijn collega’s. Uit het verslag van het extra lunchoverleg van 28 september 2015, waarin uitdrukkelijk de vraag aan iedereen gesteld is wat zij willen in het kader van de vraag of werknemer zou dienen terug te keren dan wel of een formeel traject bij de kantonrechter moet worden gevolgd zijn diverse verklaringen gegeven waarin men juist goed overweg kan met werknemer. Er zijn enkele collega’s die moeite met zijn functioneren hebben op het punt van zijn houding. Drie of vier collega’s geven aan grote problemen te hebben met zijn eventuele terugkomst en een collega verklaart mede ziek geworden te zijn door zijn bejegening. Bij deze vergadering was werknemer niet aanwezig. Verder is onvoldoende uit de verf gekomen dat werknemer aangesproken is op zijn gedrag. Hij zou regelmatig door de leidinggevende in een informele setting zijn aangesproken op zijn houding en wijze van communiceren. Dit zijn informele gelegenheden geweest en daarvan blijkt niet, in ieder geval niet inhoudelijk, in deze procedure. De kantonrechter constateert dat gelet op de stellingen van partijen onvoldoende vastgesteld kan worden dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en hoe indringend de rol van werknemer daarin zou zijn. Er zijn verklaringen overgelegd van collega’s maar die zijn wisselend van aard. Waar de persoonlijke gedragingen en beleving als doorslaggevend beschouwd moeten worden oordeelt de kantonrechter een getuigenverhoor onontkoombaar. Alvorens nader te beslissen zal daartoe overgegaan dienen te worden. De beslissing ten aanzien van de vraag of werknemer recht heeft op een transitievergoeding en een billijke vergoeding wordt aangehouden in afwachting van het al dan niet slagen van voornoemde bewijsopdracht.