Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 17 oktober 2018
ECLI:NL:RBGEL:2018:5784
werknemers c.s./Rikla Industriële Diensten B.V. c.s.
Feiten
Recticel B.V. is een bedrijf gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en verkopen van matrassen, duurzame isolatieproducten en soepel schuim. Rikla Service B.V. en later Rikla B.V. hebben sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw verscheidene werkzaamheden ten behoeve van Recticel verricht. Rikla en Recticel zijn per 1 juli 2015 de beëindiging van de overeenkomst overeengekomen. Het UWV heeft Rikla een ontslagvergunning verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomsten van twaalf werknemers (eisers in deze procedure). Tijdens de procedure bij het UWV is SprintWerkt B.V., een uitzendbureau, bereid gevonden om werknemers van Rikla in dienst te nemen. Werknemers en FNV vorderen thans Rikla, Recticel en Sprintwerkt te veroordelen tot – onder meer – het maken van loonberekeningen en nabetaling van te weinig betaald salaris. Werknemers en FNV hebben, kort gezegd, het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd. De werknemers waren voorheen in dienst bij Rikla en thans, wegens een overgang van onderneming, bij SprintWerkt. Er is sprake (geweest) van onderbetaling in salaris, omdat de werknemers ten onrechte nimmer conform de van toepassing zijnde cao(‘s) door Rikla en Recticel zijn verloond. Bij tussenbeschikking zijn werknemers en FNV in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van Recticel in de zin van artikel 7:690 BW.
Oordeel
Uitzendovereenkomst
Naar aanleiding van de bewijsopdracht hebben werknemers en FNV achttien getuigen gehoord. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat de leidinggevenden van Recticel de medewerkers van Rikla rechtstreeks aanspraken op de voortgang van werk, de kwaliteit ervan en dat soort zaken. Ook is naar voren gekomen dat aanpassingen in uren of in de werkplek van medewerkers van Rikla soms ook door de voorman van Recticel werden gedaan en is verklaard dat de voorman van Rikla soms wel overleg had met de chef van Recticel van de desbetreffende afdeling over het functioneren van een medewerker van Rikla. De door de werknemers afgelegde verklaringen in onderling verband beschouwd, bevestigen het beeld dat ook de medewerkers van Rikla zich hadden te houden aan de door Recticel bij de uit te voeren werkzaamheden gegeven aanwijzingen. Aldus hebben de werknemers en FNV aangetoond dat Recticel een instructiebevoegdheid had ten opzichte van de medewerkers van Rikla dan wel dat zij in enigerlei gezagsverhouding tot Recticel stonden. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende voor de conclusie dat in de regel geen sprake is geweest van aanneming van werk, maar van werkgeversgezag van Recticel als opdrachtgeefster van Rikla over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van Recticel in de zin van artikel 7:690 BW. De werknemers en FNV zijn dan ook geslaagd in hun bewijsopdracht. Geoordeeld wordt derhalve dat Rikla met Recticel een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 BW heeft gesloten voor de door de werknemers van Rikla ten behoeve van Recticel uitgevoerde werkzaamheden. Het gevolg is dat Rikla valt onder de werkingssfeer van de van toepassing zijnde cao(’s) en dat de werknemers aanspraak hebben op verloning conform deze cao’s. Vaststaat dat dit niet is gebeurd. Dit brengt mee dat de vordering van de werknemers en FNV in beginsel toewijsbaar is.
Overgang van onderneming
Wil een tegenover SprintWerkt ingestelde vordering voor toewijzing in aanmerking kunnen komen, dan moet sprake zijn van een overgang van onderneming van Rikla naar SprintWerkt. Kort gezegd oordeelt de kantonrechter hierover het volgende. Er is sprake van een overeenkomst tussen SprintWerkt en Rikla. Dat vereiste dient immers ruim te worden uitgelegd. Ook is sprake van een economische eenheid. Rikla is een uitzendbureau in dienst waarvan voor 1 juli 2015 van de in totaal 46 werknemers 39 bij Recticel in de productie werkzaam waren. Van die werknemers zijn met ingang van 1 juli 2015 26 werknemers bij SprintWerkt in dienst getreden. SprintWerkt heeft deze werknemers, die reeds gedurende een aantal jaren het productiewerk bij Recticel verrichtten, eveneens bij Recticel in de productie tewerkgesteld. De kennis en ervaring die de werknemers in dienst van Rikla hebben verworven, hebben zij daarom na 1 juli 2015 voor SprintWerkt kunnen inzetten. De kantonrechter is van oordeel dat uit deze feiten volgt dat Rikla bedrijfsmiddelen aan SprintWerkt heeft overgedragen die bij haar een operationeel geheel vormden waarmee zelfstandige diensten konden worden verricht. Nu in casu sprake is van een arbeidsintensieve onderneming en een groot deel van de werknemers mee over is gegaan, is eveneens sprake van identiteitsbehoud. Aan het bepaalde van artikel 7:662 BW is voldaan. De kantonrechter veroordeelt Rikla en SprintWerkt hoofdelijk tot – kort gezegd – het maken van loonberekeningen en het doen van nabetalingen.