Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werkneemster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 februari 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:700

werkgeefster/werkneemster

Werkgeefster slaagt in bewijsopdracht. Taxichauffeuse terecht op staande voet ontslagen. Hof acht bewezen dat werkneemster – na opdracht van centralist en bedrijfsleider – tot tweemaal toe zonder gegronde reden opdracht heeft geweigerd en boos en scheldend het kantoor heeft verlaten.

Feiten

Bij tussenarrest van 8 mei 2019 is werkgeefster toegelaten te bewijzen dat het op 17 september 2014 is gegaan zoals omschreven in de onder 3.8 van het tussenarrest geciteerde passage uit de ontslagbrief. Deze passage luidt als volgt: 'Vervolgens kreeg u zowel van de centralist als van mij (bedrijfsleider) de dienstopdracht om een CZ patiënt op te halen en hem naar huis te vervoeren. U heeft dit tot 2x geweigerd, vervolgens bent u naar wagen 2 gelopen om de spullen, die u daar inmiddels had ingebracht, er uit te halen en vervolgens smeet u ze op een tafel in de centrale met de woorden: “hier heb je de hele zooi” en verliet boos het kantoor.' Werkgeefster heeft twee getuigen voorgebracht: de bedrijfsleider en de centralist. Werkneemster heeft de heer B als getuige voorgebracht.

Oordeel

Werkgeefster is geslaagd in het door haar te leveren bewijs. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat het op 17 september 2014 is gegaan zoals in de passage uit de ontslagbrief is beschreven. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat B directeur was van werkgeefster op het tijdstip van zijn verklaring (en in 2014). Deze getuige is dus partijgetuige. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de bedrijfsleider en de centralist bewijs opleveren dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het de verklaring van de directeur voldoende geloofwaardig maakt. Het hof overweegt wat betreft de andere getuigen dat de verklaringen van de bedrijfsleider en de centralist concreet, specifiek en betrouwbaar zijn. Werkneemster heeft gesteld dat zij tijdens het voorval verschillende auto’s op goede gronden heeft geweigerd. Het hof verwerpt deze stellingen. De eventuele gebreken waren niet zodanig dat de auto’s ongeschikt waren voor gebruik door werkneemster. Belangrijker is in dit verband dat werkneemster niet heeft willen wachten op de auto die nog moest worden afgetankt en die wel geschikt was. Werkgeefster heeft bewezen dat werkneemster zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan werkweigering. Dit leverde een dringende reden op om werkneemster op staande voet te ontslaan. Het gaat om hetgeen in de ontslagbrief is beschreven. Dat staat enerzijds vast als onvoldoende betwist (het relaas over de aangeboden auto’s) en anderzijds als bewezen (de opdracht en werkweigering). Weliswaar dienen in de beoordeling van de dringende reden de persoonlijke omstandigheden te worden meegewogen, maar werkneemster heeft daarover niets aangevoerd. De omstandigheid dat zij op het moment van de opzegging al zeer geruime tijd bij werkgeefster in dienst was, acht het hof onvoldoende om anders te oordelen over de dringende reden. Voor zover werkneemster stelt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, faalt die stelling. In de ontslagbrief is vermeld: 'Er restte mij toen niets anders dan u op staande voet te ontslaan.' Volgens werkneemster is dat niet op 17 september 2014 tegen haar gezegd. Werkneemster heeft echter zelf gesteld dat de bedrijfsleider haar op 17 september 2017 heeft medegedeeld dat zij de sleutels van wagen 2 moest inleveren en moest opdonderen. Gelet op hetgeen daaraan vooraf was gegaan, kon bij werkneemster geen misverstand erover bestaan dat daarmee werd bedoeld dat zij per direct werd ontslagen. Werkneemster heeft gewezen op verschillen tussen de conceptontslagbrief (die in de procedure kennelijk door een vergissing in haar bezit is genomen) en de definitieve ontslagbrief. Het concept is pas in de loop van de procedure in het bezit gekomen van werkneemster. Doorslaggevend is dus niet het concept maar de brief die daadwerkelijk aan werkneemster is verstrekt. Werkneemster heeft gewezen op de verschillen om te benadrukken dat de feitelijke situatie anders is geweest dan in de ontslagbrief is beschreven. Nu werkgeefster is geslaagd in de bewijslevering van hetgeen zij in de definitieve brief heeft beschreven, leggen deze punten onvoldoende gewicht in de schaal.