Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 28 juni 2017
ECLI:NL:RBGEL:2017:6958
werknemers c.s./Rikla Industriële Diensten B.V. c.s.
Feiten
Recticel B.V. is een bedrijf gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en verkopen van matrassen, duurzame isolatieproducten en soepel schuim. Rikla Service B.V. en later Rikla B.V. hebben sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw verscheidene werkzaamheden ten behoeve van Recticel verricht. Voor de werkzaamheden (onder meer het produceren van matrassen) heeft Rikla vooral Poolse werknemers in dienst genomen. De werkzaamheden werden aanvankelijk verricht in een afgeschermd gedeelte van een loods op het terrein van Recticel onder regie en verantwoordelijkheid van de meewerkend voorman van Rikla, die aan de medewerkers van Rikla de werkinstructies gaf. Rikla en Recticel zijn per 1 juli 2015 de beëindiging van de overeenkomst overeengekomen. Het UWV heeft Rikla een ontslagvergunning verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomsten van twaalf werknemers (eisers in deze procedure). Tijdens de procedure bij het UWV is SprintWerkt B.V., een uitzendbureau, bereid gevonden om werknemers van Rikla in dienst te nemen. In november 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld dat daarbij sprake is van een overgang van onderneming en is SprintWerkt veroordeeld tot betaling van salaris. Werknemers en FNV vorderen thans Rikla, Recticel en Sprintwerkt te veroordelen tot het maken van loonberekeningen, betaling van te weinig betaald salaris en het voldoen van een bedrag van € 100.000 ten titel van schadevergoeding aan FNV. Werknemers en FNV hebben, kort gezegd, het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd. De werknemers waren voorheen in dienst bij Rikla en thans, wegens een overgang van onderneming, bij Sprintwerkt. Er is sprake (geweest) van onderbetaling in salaris, omdat de werknemers ten onrechte nimmer conform de van toepassing zijnde cao(‘s) door Rikla en Recticel zijn verloond. Ten onrechte is geen rekening gehouden met het arbeidsverleden dat relevant is voor de bepaling van de hoogte van het loon.
Oordeel
Het geschil tussen partijen spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of Rikla met Recticel een uitzendovereenkomst heeft gesloten voor de door de werknemers ten behoeve van Recticel uitgevoerde werkzaamheden. De vraag dient dient derhalve te worden beantwoord of sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel (als opdrachtgeefster van Rikla) over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van deze opdrachtgeefster in de zin van artikel 7:690 BW. Aan de hand van feiten en omstandigheden moet worden vastgesteld bij wie toezicht en leiding lagen. Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigen de thans vaststaande feiten niet de conclusie dat sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel als opdrachtgeefster van Rikla over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van deze opdrachtgeefster in de zin van artikel 7:690 BW en dat Rikla dus valt onder de werkingssfeer van de cao’s. De overige door de werknemers en FNV gestelde feiten en omstandigheden acht de kantonrechter, indien bewezen, echter voldoende om hierover in deze zaak anders te kunnen oordelen. Daarom is het aan de werknemers en FNV, als de partijen op wie in dit verband de bewijslast rust, om hun stelling te bewijzen dat sprake is geweest van werkgeversgezag van Recticel over de werknemers van Rikla dat van dien aard was dat deze werknemers de arbeid verrichtten onder toezicht en leiding van Recticel in de zin van artikel 7:690 BW. De kantonrechter zal hen, overeenkomstig hun bewijsaanbod, toelaten tot het leveren van dat bewijs. Aanhouding van de beslissing volgt.