Naar boven ↑

Rechtspraak

UWV heeft, vanwege de onzorgvuldige voorbereiding van de eigenrisicodrager welke voorbereiding UWV had moeten controleren, besluiten op onjuiste wijze bekendgemaakt, waardoor op onjuiste gronden het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard; het incidentele hoger beroep slaagt.

Betrokkene werkt bij [BV] en meldt zich op 27 augustus 2012 ziek. De arbeidsovereenkomst eindigt op 15 september 2012. [BV] is eigenrisicodrager en betaalt vanaf 15 september 2012 aan betrokkene een ZW-uitkering. [BV] dient vanaf 10 december 2012 in totaal vijf verschillende formulieren 'Verzoek om een beslissing over de Ziektewetuitkering voor eigenrisicodrager Ziektewet' in. Naar aanleiding daarvan geeft UWV bij besluit van 28 december 2012 (besluit 1) de beschikking af die leidt tot verlaging van de ZW-uitkering van betrokkene. Dit besluit wordt naar [adres 1] van betrokkene gestuurd. Bij besluit van 7 maart 2013 geeft UWV bovendien de beschikking af tot schorsing van de ZW-uitkering van betrokkene met ingang van 22 januari 2013. Dit besluit wordt naar [adres 2] van betrokkene gestuurd. Met twee op 5 juni 2013 gedateerde brieven is namens betrokkene bezwaar gemaakt tegen beide besluiten, waarbij betrokkene ten aanzien van de ontvankelijkheid aanvoert dat de besluiten naar verkeerde adressen zijn gestuurd, omdat betrokkene al sinds november 2012 op [adres 3] woont. UWV verklaart beide bezwaren niet-ontvankelijk, omdat de besluiten aan het juiste adres zijn verstuurd en daarmee op de juiste wijze aan betrokkene bekend zijn gemaakt. Beide bezwaren zijn na afloop van de bezwaartermijn door UWV ontvangen en van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake, aldus UWV. De rechtbank verklaart het beroep van betrokkene tegen besluit 1 gegrond, maar het beroep tegen besluit 2 ongegrond. UWV stelt hoger beroep in tegen de uitspraak met betrekking tot besluit 1; betrokkene stelt incidenteel hoger beroep in tegen de uitspraak met betrekking tot besluit 2.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt.

Ter bepaling van de omvang van het geding geldt dat, indien hoger beroep is ingesteld, incidenteel hoger beroep op grond van artikel 8:110 lid 1 Awb openstaat voor degene die ook hoger beroep had kunnen instellen. Dat UWV met zijn hogerberoepschrift de omvang van het geding in het hoger beroep heeft beperkt tot het oordeel van de rechtbank in besluit 1, staat er niet aan in de weg dat betrokkene in het ingestelde incidenteel hoger beroep het oordeel van de rechtbank over besluit 2 ter discussie stelt. Deze beperking volgt ook niet uit de tekst van artikel 8:110 lid 1 Awb. De indiener van incidenteel hoger beroep hoeft zich dus niet te beperken tot de beslissingen over de besluiten waarop het hoger beroep betrekking heeft. Het betoog van UWV dat betrokkene niet-ontvankelijk is in zijn incidenteel hoger beroep, volgt de Raad niet.

Op grond van artikel 2 Regeling werkzaamheden, administratieve voorschriften en kosten eigenrisicodragen ZW rust op de eigenrisicodrager de verplichting een beslissing op zorgvuldige wijze voor te bereiden, onder andere met behulp van een door UWV beschikbaar gesteld formulier. De verzekerde dient op basis van artikel 2 Controlevoorschriften Ziektewet 2010 onverwijld elke wijziging in zijn woon- of verblijfadres te melden aan UWV. Dit laatste is volgens de Raad echter geen verplichting van de verzekerde. Nu de betrokkene voorafgaand aan besluit 1 en 2 geen correspondentie heeft gevoerd met UWV, lag het ook niet op de weg van betrokkene zijn adreswijziging te melden aan UWV. Daar komt bij dat betrokkene ter zitting verklaarde dat hij aan [adres 1] woonruimte had in een pand van [BV]. Hij mocht zich daar van [BV] niet inschrijven, en na het einde van de arbeidsovereenkomst moest betrokkene de woonruimte verlaten. [BV] wist dus dat [adres 1] niet langer het adres was van betrokkene. De Raad houdt het ervoor dat [BV] ook ermee bekend was dat [adres 3] het nieuwe adres was van betrokkene. Ook de bedrijfsarts was op de hoogte van het nieuwe adres van betrokkene. De eerder genoemde verplichting van [BV] als eigenrisicodrager om een door UWV te nemen besluit zorgvuldig voor te bereiden omvat volgens de Raad ook een opgave van het juiste adres waarnaar de gevraagde beschikking moet worden gezonden. Van een zorgvuldige voorbereiding door [BV] is geen sprake, nu het nieuwe adres van betrokkene niet is vermeld in het formulier, terwijl [BV] wel wist van dit nieuwe adres. Deze gebreken in de voorbereiding zijn op grond van artikel 63a e.v. ZW aan UWV toe te rekenen. UWV had de voorbereiding en onderbouwing van [BV] immers moeten controleren. Beide besluiten hadden moeten worden verzonden naar [adres 3]. Het hoger beroep van UWV tegen besluit 1 slaagt niet. Het incidentele hoger beroep van betrokkene tegen besluit 2 slaagt wel, waardoor de bezwaartermijn niet op 8 maart 2013 is aangevangen en het bezwaar van betrokkene op onjuiste gronden niet-ontvankelijk is verklaard. De Raad vernietigt besluit 2 en draagt UWV op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.