Naar boven ↑

Rechtspraak

Met annotatie door S.K. Schreurs

Terecht opgelegde loonsanctie. Door de verzekeringsartsen van UWV is overtuigend gemotiveerd dat de bedrijfsarts de beperkingen van werkneemster te ernstig heeft ingeschat en dat onder meer een te afwachtend beleid is gevoerd, waardoor re-integratiemogelijkheden zijn gemist.

Werkneemster is vanaf 2003 in dienst van werkgeefster, laatstelijk als bewindvoerder voor 32 uur per week. Met ingang van 7 december 2010 meldt zij zich ziek wegens psychische klachten. In het kader van haar re-integratie heeft zij gedeeltelijk eigen aangepast werk hervat in een omvang van maximaal 12 uur per week. Op 10 september 2012 doet werkneemster een aanvraag voor een WIA-uitkering. Bij besluiten van 25 oktober 2012 legt UWV aan werkgeefster een loonsanctie voor de duur van 52 weken op en wordt de aanvraag van werkneemster om een WIA-uitkering opgeschort. Volgens appellant zijn de re-integratie-inspanningen van werkgeefster onvoldoende geweest en ontbreekt voor dat verzuim een deugdelijke grond. De bezwaren van werkgeefster en werkneemster zijn door appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen tegen het gehandhaafde loonsanctiebesluit en het gehandhaafde opschortingsbesluit gegrond verklaard en haar uitspraak daarvoor in de plaats gesteld. Daartoe heeft zij overwogen dat werkgeefster en werkneemster met de ingebrachte verklaringen van de behandeld psychiater van werkneemster voldoende hebben onderbouwd dat werkneemster niet in staat was om meer dan 12 uur per week te werken. In hoger beroep stelt UWV zich op het standpunt dat de re-integratie van werkneemster te lang en ten onrechte uitsluitend gericht is geweest op hervatting in de eigen functie van bewindvoerder. De stagnatie in het herstel van werkneemster is onvoldoende (tijdig) geanalyseerd en er zijn niet tijdig ook re-integratieactiviteiten in het tweede spoor opgestart.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. De stukken bieden voldoende steun voor het standpunt van UWV dat werkgeefster onvoldoende re-integratie-activiteiten heeft verricht. Het standpunt van werkgeefster dat de bedrijfsarts werkneemster adequaat heeft begeleid en een adequate inschatting heeft gemaakt van de belastbaarheid van werkneemster, wordt niet gevolgd. Door de verzekeringsartsen van UWV is overtuigend gemotiveerd dat de bedrijfsarts de beperkingen van werkneemster te ernstig heeft ingeschat en dat een te afwachtend en op geuite klachten gebaseerd beleid is gevoerd, waardoor re-integratiemogelijkheden zijn gemist. Gedurende de gehele wachttijd van 104 weken heeft er geen uitbreiding van uren tot meer dan twaalf uur per week plaatsgevonden. Van een deugdelijke grond daarvoor is niet gebleken. Uit de ingebrachte verklaringen van de behandelend psychiater van werkneemster kan, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen, niet worden afgeleid dat bij werkneemster sprake was van zodanig ernstige beperkingen dat een arbeidsbelastbaarheid van ten hoogste twaalf uur per week gerechtvaardigd was of dat werkneemster wegens haar klachten geen reƫle mogelijkheden had tot re-integratie bij een andere werkgever. Dat werkneemster door haar psychiater is geadviseerd om de regie over haar eigen leven te nemen en dat deze psychiater van mening is dat werkneemster naar beste vermogen heeft gere-integreerd, is daarvoor onvoldoende. Uit het advies van de behandelend psychiater aan de bedrijfsarts, inhoudende dat aan werkneemster zo veel mogelijk zelf de verantwoordelijkheid rond haar herstel gegeven moet worden, kan evenmin worden afgeleid dat de re-integratie-inspanning tot twaalf uur per week beperkt moest blijven.

De verzekeringsartsen hebben voldoende gemotiveerd dat op grond van de informatie van de behandelend sector blijkt dat werkneemster aangewezen is op weinig stresserend werk, geen hectiek, een eigen afgebakende taak, geen belastende klantencontacten, geen eindverantwoordelijkheid en niet belastbaar boven twintig uur per week. Het standpunt van werkgeefster dat zij onmogelijk voorbij kon gaan aan de adviezen van haar bedrijfsarts kan niet worden gevolgd. Het is vaste rechtspraak van de Raad (onder meer ECLI:NL:CRVB:2009:BK3713) dat de verantwoordelijkheid voor de re-integratie bij de werkgever is gelegen en dat hij dan ook verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de geleverde diensten van de door hem ingeschakelde deskundigen. In het geval van werkgeefster betekent dit dat het voor haar risico is dat haar bedrijfsarts de arbeidsbelastbaarheid van werkneemster te beperkt heeft ingeschat. Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak wordt vernietigd.