Naar boven ↑

Rechtspraak

De verzekeringsarts heeft de mogelijkheid om in het individuele geval af te wijken van de lijst van beperkingen dan wel aanvullende beperkingen te formuleren, zowel op de FML als in de verzekeringsgeneeskundige rapporten.

Appellante werkt tot 1 juni 2009 als ecologisch veldmedewerker bij werkgever 1 gedurende 31,72 uur per week. Met ingang van 1 juni 2009 gaat zij als medewerker ecologisch onderzoek gedurende 24 uur per week werken bij werkgever 2. Op 8 maart 2010 valt zij met gewrichtsklachten en vermoeidheidsklachten uit voor haar werkzaamheden in die functie. In 2010 wordt vastgesteld dat appellante lijdt aan de bindweefselaandoening Ehlers-Danlos (type 3).

In verband met haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wordt appellante onderzocht op het spreekuur van een verzekeringsarts van UWV. Een arbeidsdeskundige van UWV berekent vervolgens op basis van de door de verzekeringsarts opgestelde FML in een rapport van 14 februari 2012 dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante 72,47% is. Appellante heeft met ingang van 30 mei 2011 recht op een loongerelateerde WGA-uitkering.

Naar aanleiding van het bezwaar van appellante wordt zij gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft diverse beperkingen in de door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML laten vervallen, waaronder de arbeidsduurbeperking. Naar aanleiding van het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verklaart UWV het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 februari 2012 ongegrond en stelt vast dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 30 mei 2011 minder dan 35% is. De loongerelateerde WGA-uitkering zal tot 13 oktober 2012 worden uitbetaald.

In beroep benoemt de rechtbank een deskundige. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt vervolgens het grootste deel van de door de deskundige aangewezen geachte beperkingen op in een aangepaste FML van 28 augustus 2014. In het bij de FML behorende rapport van 28 augustus 2014 heeft deze arts ten aanzien van het niet aannemen van een beperking op beoordelingspunt 1.7 te kennen gegeven dat het handelingstempo adequaat wordt gereduceerd door meer beperkingen aan te nemen op andere aspecten. De werknemer voert in hoger beroep aan dat zij meer fysieke en psychische beperkingen heeft dan in de FML zijn opgenomen. Voorts betoogt zij dat UWV niet alle door de medisch deskundige aangegeven beperkingen heeft opgenomen in de FML.

De Raad verzoekt de door de rechtbank ingeschakelde deskundige te laten reageren op het rapport van de verzekeringsarts. De deskundige heeft in een rapport van 8 september 2016 bezwaar gemaakt tegen de ongewijzigde belastbaarheid op beoordelingspunt 4.13 (duwen/trekken) in de FML van 28 augustus 2014. Voorts heeft hij te kennen gegeven een lans te moeten breken voor een aanpassing op beoordelingspunt 1.7 (handelingstempo), onder meer omdat het maken van een beweging vaak extra aandacht vraagt vanuit het oogpunt van preventie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een reactie hierop in een rapport van 4 oktober 2016 uiteengezet dat beoordelingspunt 1.7 betrekking moet hebben op een veelvoud van handelingen en dat hiervan alleen sprake is bij ernstige ziektebeelden.

De Raad komt tot de volgende beoordeling. De Raad volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in zijn in standpunt om geen beperking op beoordelingspunt 1.7 aan te nemen in verband met de Basisinformatie CBBS. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 28 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3958) is de Basisinformatie CBBS een handleiding voor de verzekeringsartsen bij het beoordelen en vaststellen van beperkingen en het invullen van de FML. De verzekeringsarts heeft de mogelijkheid om in het individuele geval af te wijken van de lijst van beperkingen dan wel aanvullende beperkingen te formuleren, zowel op de FML als in de verzekeringsgeneeskundige rapporten. Daarbij laat de toelichting in de Basisinformatie CBBS ten aanzien van beoordelingspunt 1.7 de mogelijkheid voor de verzekeringsarts onverlet om een beperking aan te nemen ten aanzien van beoordelingspunt 1.7 indien een betrokkene geen ernstige stoornis heeft. De Raad acht met de rapporten van de deskundige genoegzaam vast te staan dat in het geval van appellante aanleiding bestaat om, in aanvulling op de reeds van toepassing geachte beperkingen, ook een beperking van toepassing te achten op beoordelingspunt 1.7.

Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet berust op een juiste medische grondslag. Om te kunnen komen tot definitieve beslechting van het geschil ziet de Raad aanleiding om UWV met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht opdracht te geven de medische grondslag van het bestreden besluit in overeenstemming te brengen met het oordeel van de deskundige en op basis van de aldus bijgestelde grondslag een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.