Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11 december 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY5937
werkneemster/Media Groep Limburg
Werkneemster is op 1 juni 1995 in dienst getreden bij (een van de rechtsvoorgangers van) Media Groep in de functie van lay-outredacteur. In november 1999 heeft werkneemster de bedrijfsarts geraadpleegd met hand- en armklachten, die haar heeft geadviseerd door te werken. Werkneemster heeft dat advies opgevolgd en is blijven werken. In 2000 is werkneemster uitgevallen wegens ziekte. Volgens haar wegens RSI, volgens de Media Groep vanwege een verstoorde relatie met haar leidinggevende. Vanaf 2001 heeft een zekere re-integratieinspanning plaatsgevonden in samenspraak met het RSI Instituut. Uiteindelijk is de arbeidsovereenkomst in maart 2005 ontbonden. Werkneemster heeft wisselende arbeidsongeschiktheidsvaststellingen in het kader van de WAO ontvangen. Werkneemster heeft Media Groep aansprakelijk gesteld voor schade in verband met een arbeidsgerelateerde aandoening. Kort gezegd heeft werkneemster gesteld dat zij haar werk heeft moeten staken vanwege RSI-klachten, dat zij heeft getracht het werk te hervatten maar dat zij wederom vanwege de hoeveelheid werk (overwerk), de aard van het werk (beeldschermwerk) en arbeidsgerelateerde spanningsklachten – kortom, omdat Media Groep geen, althans onvoldoende, rekening hield met haar beperkingen – opnieuw ziek is geworden waarna zij, naast de voortdurende RSI-klachten ook psychische klachten (burn-out) heeft gekregen. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt vast dat ervan dient uitgegaan te worden dat werkneemster tot haar ziekmelding geen overwerk heeft verricht, maar wel dat zij het werk onder grote tijds- en tempodruk heeft moeten verrichten, dat het werk veel uit beeldschermwerk bestond waarbij de muis veel diende te worden gebruikt, dat er niet met tijdsintervallen werd gewerkt en dat de werkplek niet voldeed aan de ergonomische maatstaven. Nu Media Groep in het geheel niet kenbaar heeft gemaakt op welke wijze zij haar zorgplicht heeft ingevuld ten tijde van de eerste uitval, moet worden aangenomen dat sprake is van een zorgplichtschending ex artikel 7:658 BW. Naar het oordeel van het hof heeft werkneemster voldoende medische gegevens in het geding gebracht om er vooralsnog vanuit te gaan dat zij serieuze gezondheidsklachten heeft gehad na haar ziekmelding. Voorts acht het hof de mogelijkheid dat werkneemster daardoor schade lijdt of heeft geleden aannemelijk. Werkneemster wordt evenwel opgedragen nader bewijs te leveren van het causaal verband. Voor toepassing van de omkeringsregel acht het hof thans geen grond aanwezig. Van aansparkelijkheid voor burn-out-klachten acht het hof geen sprake.