Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/X
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 november 2017
ECLI:NL:GHAMS:2017:4590

werkneemster/X

Kantonrechter heeft ten onrechte het ontbindingsverzoek van werkgever wegens verwijtbaar handelen van werkneemster (bestaande uit verduistering van kledingstukken) toegewezen. Toekenning billijke vergoeding en transitievergoeding.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 april 2013 in dienst bij X, die een dames- en herenmodezaak drijft. Bij e-mailbericht van 4 augustus 2016 heeft X werkneemster laten weten dat zij was geschorst en dat stappen zouden worden ondernomen om te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Volgens X heeft werkneemster, zonder overleg of met goedkeuring van X, een groot aantal artikelen uit de winkel meegenomen. X verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werkneemster, primair op de e-grond en subsidiair op de g-grond. De kantonrechter heeft de primaire vordering van X toegewezen. Tegen dit vonnis komt werkneemster in hoger beroep.

Oordeel

Ontbinding arbeidsovereenkomst

Het is niet in geschil dat werkneemster, evenals het overige personeel, gerechtigd was kledingstukken voor zichzelf te kopen tegen inkoopprijs verhoogd met btw. De gang van zaken was dan dat de aan de kleding gehechte kaartjes in een daartoe bestemd mapje in een multomap werden gestopt (het ‘zichtboek’). X heeft het door haar aan werkneemster gemaakte verwijt dat werkneemster de kleding waarvan de kaartjes in de enveloppen zaten, heeft verduisterd tegenover de betwisting daarvan door werkneemster niet toereikend onderbouwd. X heeft gesteld dat het binnen haar onderneming beslist geen usance was dat overuren werden gemaakt en dat compensatie-uren voor de koopavonden en zondagen zouden worden verrekend. X heeft aldaar van deze ‘en andere stellingen met betrekking tot het beleid rond de personeelsaankopen’ bewijs aangeboden, dit bewijsaanbod is onvoldoende ter zake dienend. Het gaat te dezen niet om hetgeen rond overuren en verrekening daarvan met kleding usance of beleid was, maar om hetgeen zich specifiek in de verhouding tussen X (in het bijzonder Y) en werkneemster heeft voorgedaan. Uit het verweer van werkneemster komt immers naar voren dat hetgeen Y ten aanzien van haar goed vond niet zonder meer óók gold voor andere personeelsleden. Hiermee strookt overigens de inhoud van de schriftelijke verklaringen van A, B en C. Opmerking verdient nog dat het X is die zich erop beroept dat werkneemster kleding heeft verduisterd en dat daarin een grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst (de zogeheten e-, g- en h-grond) is gelegen, zodat de stelplicht en bewijslast ter zake daarvan op X en niet op werkneemster rusten. X heeft voorts gesteld dat zij werkneemster op socialmedia-accounts afgebeeld heeft gezien met kleding uit de winkel, die eveneens niet is afgerekend door werkneemster. Ook hier geldt dat tegenover de betwisting door werkneemster op X de bewijslast rust dat werkneemster deze zaken heeft verduisterd. Een op deze kwestie toegesneden bewijsaanbod heeft X niet gedaan. Nu het hof geen aanleiding ziet X ter zake ambtshalve bewijs op te dragen, moet haar desbetreffende stelling als onbewezen worden verworpen. Het laatste verwijt van X houdt in dat werkneemster, kort gezegd, onbevoegd een korting heeft gegeven van € 526 aan een kennis van haar. Hierover wordt het volgende overwogen. Ook indien voor de gegeven korting geen expliciete toestemming door X is verleend, sluit de handelwijze van werkneemster zo zeer aan bij de kennelijk gebruikelijke praktijk in de verhouding tot F (bij welke praktijk X werkneemster ook betrok) dat geoordeeld moet worden dat het op dit punt door X aan werkneemster gemaakte verwijt goede grond mist. Het verwijt dat werkneemster haar kennis onrechtmatig en ten koste van X heeft bevoordeeld kan daarom geen stand houden. Concluderend word overwogen dat geen van de door X gestelde ontbindingsgronden zich voordoet. Voor zover X heeft bedoeld ook aan werkneemster het verwijt te maken dat zij zo’n grote schuld bij X heeft laten ontstaan, kan ook dat verwijt X niet baten. Het hof wil wel aannemen dat de door werkneemster opgebouwde schuld enigszins uit de hand is gelopen – of nu wordt uitgegaan van het door X genoemde bedrag van € 4.409,69 of het door werkneemster erkende bedrag van € 2.206,57 –, maar het is niet redelijk de verantwoordelijkheid daarvoor bij werkneemster te leggen zoals X lijkt te doen. Een ander oordeel zou bovendien niet terecht zijn omdat de problemen tussen partijen niet terug te voeren zijn tot deze kwestie. Ook X zelf wilde de kwestie van de ‘paar duizend euro kaartjes in zichtboekje’ snel oplossen en uit de wereld helpen.

Billijke vergoeding

In hoger beroep heeft werkneemster haar wens terug te keren naar X laten vallen. Zij verzoekt thans toekenning van een billijke vergoeding en de transitievergoeding. Zij heeft haar verzoek om toekenning van een billijke vergoeding van € 15.000 toegelicht door te wijzen op het verlies van haar baan en het feit dat zij ten onrechte is beschuldigd als gevolg waarvan haar naam is beschadigd. Er is grond aanwezig om aan werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen op de voet van artikel 7:683 lid 3 BW. Voor de bepaling van de hoogte daarvan is het volgende van belang. X heeft werkneemster beschuldigd van verduistering zonder dat deze (ernstige) beschuldiging in rechte stand heeft kunnen houden. De beschuldiging door X is vanzelfsprekend diffamerend voor werkneemster. Hiervan treft X een verwijt. Het moet aan X worden toegerekend dat de verhouding tussen partijen inmiddels zodanig is verstoord dat terugkeer van werkneemster niet meer tot de mogelijkheden behoort. Inmiddels heeft werkneemster een andere werkkring gevonden, zij het dat haar inkomsten daaruit geringer zijn dan haar inkomsten bij X. Bij de beoordeling wordt ten slotte de omstandigheid dat het dienstverband van werkneemster bij X slechts betrekkelijk korte tijd heeft geduurd betrokken. Een en ander afwegende, wordt aan werkneemster een billijke vergoeding toe van € 3.000 bruto toegekend. Aan werkneemster zal voorts een transitievergoeding worden toegekend.