Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 2 februari 2016
ECLI:NL:GHSHE:2016:289
(erfgename van) werknemer/werkgeefster
Feiten
(Na verwijzing in cassatie, zie AR 2013-0454.) Werknemer is in 1976 in dienst getreden bij werkgeefster als (onderhouds)schilder. Voordien heeft hij gewerkt als vrachtwagenchauffeur en (vanaf 1968) als schilder bij twee andere bedrijven. Met ingang van 25 april 2000 is hij arbeidsongeschikt geraakt voor zijn werk bij werkgeefster. Bij werknemer is begin 2000 een kwaadaardige tumor ontdekt in het nierbekken (urotheelcelcarcinoom). Ongeveer gelijktijdig werd een verdachte afwijking op de linkerlong gezien. Er werd een kwaadaardige tumor in de longen aangetroffen. Werknemer heeft in 2000 werkgeefster aansprakelijk gesteld voor de door hem ten gevolge van zijn ziekte geleden en nog te lijden schade. In 2001 is werknemer aan kanker(uitzaaiingen) overleden. In geschil is of werkgeefster aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW. Volgens de erven van werknemer heeft werkgeefster nagelaten te voorkomen dat werknemer met – kort gezegd – kankerverwekkende producten werkte en heeft zij verzuimd te zorgen voor adequate bescherming van werknemer. In eerste aanleg zijn de vorderingen afgewezen. In hoger beroep zijn deze toegewezen. In cassatie is het arrest van het Hof Arnhem vernietigd en is het geding verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hof heeft partijen bij tussenarrest van 17 november 2015 in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de (voorgenomen) benoeming van deskundigen.
Oordeel
Blootstelling
De dochter van werknemer heeft in haar akte te kennen gegeven de deskundigheid van prof. Van der Laan te erkennen en zich in zijn benoeming te kunnen vinden. Werkgeefster refereert zich in dit kader aan het oordeel van het hof. Het hof gaat dan ook bij dit arrest over tot benoeming van prof. Van der Laan als deskundige. Het hof draagt de deskundige op om onderzoek te doen naar de grootte van de kans dat de gezondheidsklachten van werknemer kunnen zijn veroorzaakt door de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Daarbij verdient bijzondere aandacht het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden nu de Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor het vermoeden dat de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht, geen plaats is in het geval dit verband te onzeker of te onbepaald is.
Zorgplicht
De dochter van werknemer heeft uiteengezet welke deskundigheid volgens haar nodig is voor de beantwoording van de vraag naar het voldoen aan de zorgplicht. Werkgeefster heeft voorgesteld om de heer X als deskundige te benoemen. X heeft desgevraagd door het hof geantwoord bereid te zijn als deskundige in deze zaak op te treden. Het hof ziet aanleiding om de zaak opnieuw naar de rol te verwijzen voor een aktewisseling. De dochter van werknemer moet zich nog kunnen uitlaten over de benoeming van X als deskundige. Voorts kunnen partijen (nadere) suggesties doen over de aan de deskundige te stellen vragen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.