Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 19 maart 2019
ECLI:NL:GHSHE:2019:1063

werknemer/werkgever

Beroepsziekte van machinebediende door langdurig repeterend werk niet aannemelijk omdat er geen medische stukken zijn die dit onderbouwen. Geen aansprakelijkheid werkgever.

Feiten

Werknemer is in 1990 bij werkgever in dienst getreden als machinebediende. Na ziekmelding op 13 maart 2009 is werknemer volledig uitgevallen. Bij brief van 20 maart 2013 heeft werknemer werkgever aansprakelijk gesteld. In 2015 is de arbeidsovereenkomst beëindigd. Op 22 mei 2015 heeft de werkgever melding van aansprakelijkstelling gedaan bij de verzekeraar. Op 13 juli 2016 heeft de verzekeraar dekking afgewezen. In de zaak tussen werkgever en werknemer heeft werknemer in eerste aanleg onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat werkgever jegens werknemer aansprakelijk is voor de schade ingevolge blootstelling aan te langdurig en te zeer belastende werkzaamheden. In de zaak tussen werkgever en verzekeraar heeft werkgever de verzekeraar in vrijwaring gedagvaard, en onder meer gevorderd de verzekeraar te veroordelen tot betaling aan werkgever van al hetgeen waartoe de werkgever jegens werknemer zal worden veroordeeld. In de zaak tussen werknemer en werkgever is werknemer niet-ontvankelijk verklaard wegens verjaring. In de vrijwaringszaak tegen de verzekeraar is werkgever niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Tegen dit oordeel keren partijen zich in hoger beroep.

Oordeel

In de zaak tussen werkgever en werknemer geldt het volgende. Werknemer heeft werkgever aansprakelijk gesteld bij brief van 20 maart 2013. De vraag is dan ook of de werknemer al vóór 20 maart 2008 wist dat hij door zijn werkomstandigheden schade had opgelopen. Op 30 augustus 2007 is er een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en vervolgens heeft op verzoek van de werkgever een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden, waarbij de FML leidend is geweest. Uit dit rapport van 28 september 2007 valt niet te concluderen dat werknemer dan al blijvende schade heeft opgelopen door zijn werk of zijn werkomstandigheden op grond waarvan werknemer zijn werkgever aansprakelijk had moeten stellen. Waar uit de stellingen van werkgever verder niet is af te leiden dat er tussen 28 september 2007 en 20 maart 2008 een duidelijk moment is aan te wijzen waarop de werknemer met zijn thans gestelde schade bekend is geworden, is geen sprake van verjaring. Daarmee komt het hof toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak, waarbij het erom gaat of de werknemer ten gevolge van zijn werkomstandigheden door overbelasting rechts een 'frozen shoulder' heeft opgelopen, waardoor zijn arbeidsvermogen is verminderd en hij nu is aangewezen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Werknemer heeft niet geconcretiseerd waaruit het verzuim van de werkgever heeft bestaan, anders dan dat men hem voortdurend aan de zogenoemde afzakmachine heeft laten werken. Uit niets blijkt echter dat daarmee door de werkgever één of meer normen van artikel 7:658 lid 1 BW zijn geschonden. De enkele omstandigheid dat de werknemer steeds dezelfde machine bediende, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat er sprake is geweest van repeterend werk dat dermate belastend is dat dit schadelijk is geweest voor zijn gezondheid. Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat de werkgever een verwijt treft als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Daar komt bij dat uit de stellingen van de werknemer ook niet noodzakelijkerwijs volgt dat de gezondheidsklachten die hij ondervindt het gevolg zijn van zijn werk aan de afzakmachine. Ook in dat opzicht zijn zijn stellingen te algemeen. Het is aan werknemer om dit verband te stellen en te bewijzen. Uit geen van de medische stukken valt concreet af te leiden dat de werknemer als gevolg van zijn werk gezondheidsschade heeft opgelopen of dat zijn klachten zijn ontstaan door langdurige overbelasting. Het gegeven dat hij wegens schouderklachten is uitgevallen en thans niet meer in staat is tot werken, is daartoe onvoldoende. De vordering van werknemer moet worden afgewezen. In de zaak tussen de verzekeraar en werkgever geldt dat nu de vordering jegens de werkgever wordt afgewezen, werkgever hoe dan ook geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn vordering tegen de verzekeraar.