Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 april 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:1076
Feiten
Werknemer was (bij de rechtsvoorganger van) DEME Offshore NL B.V. (hierna: DEME) in dienst als surveyor. In deze functie werkte werknemer aan boord van een schip en op projecten in het buitenland, afgewisseld met werkzaamheden op kantoor. Op 29 december 2016 is werknemer tijdens werktijd van een trap gevallen aan boord van een schip. Sindsdien is hij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Vanaf januari 2017 heeft werknemer diverse re-integratiewerkzaamheden verricht. De door DEME verzochte toestemming om over te gaan tot beëindiging van het dienstverband is in 2019 en 2021 door het UWV geweigerd, omdat niet aannemelijk was dat werknemer niet binnen 26 weken zou herstellen. In november 2021 is werknemer daarom op verzoek van DEME opgeroepen door de bedrijfsarts om zijn belastbaarheid vast te stellen. Werknemer heeft de bedrijfsarts vervolgens geen toestemming gegeven om zijn adviesrapportage te delen met DEME. DEME heeft als reactie hierop werknemer gevraagd om een machtigingsformulier te onderteken voor de dossieroverdracht naar een andere (externe) arbodienst. In de daaropvolgende periode is er hierover een discussie geweest tussen de bedrijfsarts, de in te schakelen andere arbodienst, werknemer en DEME. Op 3 juni 2022 heeft DEME de loonbetaling van werknemer opgeschort wegens het niet ondertekenen van de machtiging. Sinds 4 augustus 2022 verricht werknemer geen (re-integratie)werkzaamheden meer voor DEME. Tussen partijen is op 29 augustus 2022 afgesproken dat een extern deskundige toch zou worden ingeschakeld voor het opstellen van een actueel FML. Werknemer heeft echter geweigerd het vragenformulier van de extern deskundige in te vullen. Uiteindelijk heeft werknemer dit formulier – na een kortgedingvonnis waarin de rechtbank tot de conclusie kwam dat DEME het loon terecht had opgeschort – alsnog ingevuld, maar heeft hij de extern deskundige geen toestemming verleend het definitieve rapport met DEME te delen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op verzoek van DEME ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen (e-grond) zonder toekenning van een transitievergoeding. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de kantonrechter. Daarbij betoogt hij dat de kantonrechter er geen rekening mee heeft gehouden dat verschillende deskundigen hebben geoordeeld dat werknemer weer inzetbaar is als surveyor vanuit een kantoorgebonden setting en dat DEME geen goede reden had om dat niet aan te bieden. In een incidenteel verzoek heeft DEME verzocht dat werknemer wordt veroordeeld tot terugbetaling van de premies voor de tandartsverzekering en de fiscale bijtelling voor de zorgverzekering vanaf 3 juni 2022, nu zij deze nog steeds heeft betaald maar door de loonstop niet kon verrekenen met het loon van werknemer.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. De arbeidsovereenkomst is terecht ontbonden wegens verwijtbaar handelen van werknemer. De arbeidsovereenkomst is door de kantonrechter ontbonden, omdat werknemer zonder deugdelijke reden heeft geweigerd het rapport van de extern deskundige aan DEME te (laten) verstrekken. Naar het oordeel van de kantonrechter had DEME een gerechtvaardigd belang bij duidelijkheid over de actuele beperkingen en belastbaarheid van werknemer voor de eigen of andere passende arbeid. Werknemer heeft aangevoerd dat dit oordeel onnavolgbaar is, omdat het besluit tot afwijzing van het UWV dateert van een jaar eerder en hij nadien nog door de bedrijfsarts is gezien. Het hof kan werknemer hierin niet volgen. In het najaar van 2021 heeft DEME immers besloten het re-integratietraject te hervatten en dus te berusten in de afwijzing van juli 2021 van het UWV om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. De voor de re-integratie benodigde informatie waarover DEME op dat moment beschikte, was niet meer actueel. Verder valt de stelling van werknemer dat de bedrijfsarts nooit heeft geadviseerd een externe deskundige in te schakelen niet te rijmen met de in het geding gebrachte e-mails van de bedrijfsarts. Nadat op 29 augustus 2022 was afgesproken om een extern deskundige in te schakelen, heeft het vanwege langdurige discussie met werknemer nog een jaar geduurd voordat het onderzoek kon worden opgestart en het definitieve rapport aan werknemer kon worden gezonden. Als onbetwist staat vast dat werknemer het rapport vervolgens niet met DEME heeft gedeeld. Deze handelwijze is niet alleen in strijd met een redelijk voorschrift zoals bedoeld in artikel 7:660a BW, maar ook met de door werknemer zelf gemaakte afspraak om de extern deskundige in te schakelen. De stelling van werknemer dat hij volgens deskundigen inzetbaar is in zijn eigen functie vanuit een kantoorgebonden setting, doet aan het voorgaande niet af. Het verandert immers niets aan het feit dat DEME vanaf het najaar van 2021 actuele informatie over de beperkingen en belastingen van werknemer nodig had. Dit handelen van werknemer kwalificeert niet alleen als verwijtbaar, maar ook als ernstig verwijtbaar. Het verzoek om de arbeidsovereenkomst te herstellen of in plaats van herstel een billijke vergoeding toe te kennen, wordt dan ook afgewezen. Ook heeft de kantonrechter het verzoek om toekenning van een transitievergoeding terecht afgewezen. Tot slot wordt het incidentele verzoek van DEME toegewezen. Als onbetwist staat vast dat DEME de premies voor de tandartsverzekering en de fiscale bijtelling voor de zorgverzekering tot aan de loonopschorting maandelijks inhield op het loon. Werknemer wist dus dat deze kosten voor eigen rekening kwamen. Dit werd niet anders toen DEME de betalingen vanwege de loonopschorting per 3 juni 2022 niet langer met het loon kon verrekenen.