Rechtspraak
Appellante is een uitzendorganisatie. Zij is eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder h, van de Ziektewet (ZW). Voor de uitvoering van haar taken als eigenrisicodrager op grond van de artikelen 63a en volgende van de ZW laat zij zich bijstaan door Acture. Op 3 oktober 2011 is werkneemster bij appellante in dienst getreden. Werkneemster meldt zich op 24 oktober 2011 ziek. Op grond van de toepasselijke CAO is haar arbeidsovereenkomst met appellante als gevolg van haar ziekmelding geƫindigd. Appellante betaalt werkneemster ziekengeld. Op 22 juli 2013 verzoekt werkneemster UWV haar in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet WIA. In het kader van de beoordeling van de re-integratie-inspanningen verzoekt UWV appellante bij brief van 27 augustus 2013 ontbrekende gegevens in te zenden. Bij besluit van 2 september 2013 legt UWV aan appellante een zogenoemde administratieve loonsanctie op tot 20 oktober 2014, omdat de gevraagde informatie niet was ontvangen. Tegen dat besluit is geen bezwaar gemaakt. Nadat appellante alsnog aanvullende gegevens heeft ingezonden, leidt medisch en arbeidskundig onderzoek door UWV tot een besluit van 25 november 2013, waarbij is vastgesteld dat appellante niet voldoende heeft gedaan om werkneemster te re-integreren. UWV bepaalt dat appellante, zoals al was beslist op 2 september 2013, aan werkneemster loon moet doorbetalen tot 20 oktober 2014. Het besluit verwijst voor de wijze waarop appellante haar tekortkoming alsnog kan herstellen naar een rapport van een arbeidsdeskundige van 21 november 2013. Het bezwaar en beroep worden ongegrond verklaard. Appellante herhaalt in hoger beroep haar opvatting dat werkneemster ten tijde van haar indiensttreding bij haar op 3 oktober 2011 al arbeidsongeschikt was. Appellante heeft al bij de ziekteaangifte vermeld dat er een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag was, zoals ook blijkt uit andere ingebrachte gegevens, en dat sprake was van een ketenmelding. De ziekengeldsanctie is dus niet voor het einde van de wachttijd opgelegd.
De Raad oordeelt als volgt. Vooraf wordt opgemerkt dat in de aangevallen uitspraak en de gedingstukken herhaaldelijk wordt vermeld dat sprake zou zijn van een loonsanctie, inhoudende de verplichting van appellante om het loon door te betalen. Uit 1.1 en volgende blijkt dat in dit geding aan de orde is een zogenoemde ziekengeldsanctie als bedoeld in artikel 26 van de Wet WIA. In het vervolg van deze uitspraak wordt daarvan uitgegaan. In artikel 25, elfde lid, van de Wet WIA is bepaald dat UWV de loonsanctie van artikel 25, negende lid, van de Wet WIA en de ziekengeldsanctie van artikel 26, tweede lid, van de Wet WIA niet kan opleggen als de beschikking tot verlenging van de betalingsverplichting van de (ex-)werkgever niet kan worden gegeven voor het einde van de wachttijd van artikel 23 van de Wet WIA. Wat appellante heeft aangevoerd kan niet tot aantasting van de aangevallen uitspraak leiden. Anders dan in de overige in het procesverloop genoemde, gevoegd behandelde, zaken, is in dit geding geen besluit tot het opleggen van een ziekengeldsanctie aan de orde. Het besluit tot opleggen van die sanctie was al op 20 oktober 2013 genomen en is door appellante niet aangevochten. Met dat besluit is een ziekengeldsanctie opgelegd tot 20 oktober 2014. Gelet op het samenstel van bepalingen betekent dit dat in het besluit van 20 oktober 2013 de wachttijd als bedoeld in artikel 23 van de Wet WIA reeds is bepaald, met inbegrip van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Zoals uit de uitspraak van de Raad van 11 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:810) kan worden afgeleid, behoort bij een niet aangevochten loonsanctiebesluit ervan te worden uitgegaan dat een zodanig besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Niet valt in te zien dat daarover bij een ziekengeldsanctie anders moet worden geoordeeld. Het bestreden besluit heeft uitsluitend als onderwerp of de opgelegde sanctie kan worden bekort. Nu in hoger beroep slechts de juistheid van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag aan de orde is gesteld en geen andere gronden tegen de weigering om de sanctie te bekorten zijn aangevoerd, kan het hoger beroep niet tot aantasting van de aangevallen uitspraak leiden.