Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 24 maart 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:1053

werknemer/werkgever

Werkgeversaansprakelijkheid. Was het gevaar voor het ontstaan van lage rugklachten bij werknemer als gevolg van laad- en loswerkzaamheden met behulp van rolcontainer/handpompwagen, eind jaren ’90, voor de werkgever kenbaar?

Feiten

Werknemer is sinds 1998 als vrachtwagenchauffeur in dienst bij (de rechtsvoorganger van) X. In het najaar van 1999 is werknemer diverse malen wegens rugklachten uitgevallen. Begin 2000 is werknemer definitief uitgevallen en sindsdien heeft hij bij X geen werkzaamheden meer verricht. De behandelend artsen hebben bij werknemer geen specifieke afwijkingen kunnen vaststellen die als directe oorzaak van de klachten kunnen gelden. Werknemer vordert onder meer X te veroordelen tot het vergoeden van de door hem geleden en nog te lijden schade. In het (eind)vonnis in eerste aanleg van 26 april 2012 zijn de vorderingen van werknemer afgewezen. Tegen dit vonnis komt werknemer op in hoger beroep. Het hof heeft bij tussenvonnis van 3 februari 2015 partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal, de deskundigheid en de persoon van een te benoemen deskundige.

Oordeel

Werknemer heeft voorgesteld mevrouw Y, thans werkzaam bij A Consult, Arbotraining en advies en voorheen inspecteur van de Arbeidsinspectie, tot deskundige te benoemen. Daarnaast kan, aldus werknemer, al dan niet gezamenlijk, onderzoek worden verricht door bewegingswetenschapper dr. B, werkzaam bij de faculteit Bewegingswetenschappen aan de VU. Werknemer merkt voorts op dat hij zich kan voorstellen dat eerst een deskundige wordt benoemd ten behoeve van het feitenonderzoek en dat een aanvullende vraag aan de deskundige wordt opgenomen of onderzoek door een bewegingswetenschapper nodig of gewenst is. Volgens X kan zowel het onderzoek naar de feitelijke omstandigheden als het onderzoek naar de normstelling geschieden door een arbeidsdeskundige. X stelt voor de heer C, (gerechtelijk) arbeidsdeskundige, te benoemen. Vooralsnog kan worden volstaan met de benoeming van één arbeidsdeskundige. Het hof laat het aan het oordeel van de te benoemen arbeidsdeskundige over of inschakeling van een bewegingswetenschapper nodig is. Indien de arbeidsdeskundige dat nodig acht, zal het aan de deskundige overgelaten worden wie hij daarvoor inschakelt. Nu partijen het niet eens zijn over de persoon van de te benoemen deskundige, zal het hof de hierna te noemen deskundige benoemen. Een aantal suggesties van partijen met betrekking tot de vraagstelling worden overgenomen. Op grond daarvan en op grond van hetgeen in het tussenarrest is overwogen, luiden de vragen als volgt:

1. Kunt u – aan de hand van de verklaring van partijen en eventueel nader (feitelijk) onderzoek, waarbij valt te denken aan een proefopstelling, en/of berekening – een (nauwkeurige) schatting geven van het gemiddelde gewicht en de spreidingsbreedte van de rolcontainers en pallets (met een handpompwagen te bedienen) en de daarmee gepaard gaande krachten die moeten worden uitgeoefend om de rolcontainers met koelversproducten en de rolcontainers met groenten (in de vrachtauto en daarbuiten) c.q. de pompwagen met pallets te draaien en voort te bewegen (horizontaal en over een helling) en voor het tillen van kratten bij het laden en (over)laden?

2. Welke (arbo)normen golden er rond 2000 met betrekking tot het gewicht van te draaien en voort te duwen rolcontainers en handpompwagens met pallets en wat was destijds de (maximale) belasting waaraan werknemers mochten worden blootgesteld? Zo er geen specifieke normen gelden, bestaan er dan vergelijkbare normen (of later gestelde normen) van vergelijkbare aard?

3. Kunt u aangeven of en in hoeverre bij de antwoorden uit de vragen 1 en 2 de geldende normen zijn overschreden?

4. Zijn er andere aspecten die voor de beoordeling door het hof van belang kunnen zijn en zo ja, welke zijn dat?

Voorts wordt erop gewezen dat gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij. Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens die aan de deskundige worden verstrekt door de partij die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 aanhef en onderdeel b BW. Deze partij is, met het oog op de eventuele uitoefening van haar blokkeringsrecht, in beginsel niet verplicht de door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken. In het procesdossier bevinden zich medische gegevens ten aanzien van werknemer. Het hof zal daarom werknemer aanwijzen als degene die een afschrift van het dossier aan de deskundige dient te zenden. De advocaat van werknemer dient de wederpartij en de raadsheer-commissaris ervan in kennis te stellen of dit dossier medische gegevens zijn verwijderd met toepassing van het blokkeringsrecht, en om welke gegevens het dan gaat. De beslissing of het leveren van (tegen)getuigenbewijs aan de kant van X nodig is, wordt aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht. Partijen kunnen in hun aktes na het deskundigenbericht aangeven of zij nog getuigenbewijs willen leveren en bij positieve beantwoording van welke feiten en/of omstandigheden zij bewijs willen leveren. Zij kunnen tevens opgave doen van de te horen getuigen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.