Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 april 2016
ECLI:NL:GHSHE:2016:1646
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is sinds 1998 als vrachtwagenchauffeur in dienst bij (de rechtsvoorganger van) X. In het najaar van 1999 is werknemer diverse malen wegens rugklachten uitgevallen. Begin 2000 is werknemer definitief uitgevallen en sindsdien heeft hij bij X geen werkzaamheden meer verricht. De behandelend artsen hebben bij werknemer geen specifieke afwijkingen kunnen vaststellen die als directe oorzaak van de klachten kunnen gelden. Werknemer vordert onder meer X te veroordelen tot het vergoeden van de door hem geleden en nog te lijden schade. In het (eind)vonnis in eerste aanleg van 26 april 2012 zijn de vorderingen van werknemer afgewezen. Tegen dit vonnis komt werknemer op in hoger beroep. Het hof heeft bij tussenvonnis van 24 maart 2015 een deskundige benoemd om een aantal vragen te beantwoorden.
Oordeel
De deskundige is aan hand van een door hem uitgevoerd feitenonderzoek uitvoerig ingegaan op vraag 1. Aan dit onderzoek ligt het antwoord op vraag 3 ten grondslag. Werknemer meent dat dit onderzoek ten aanzien van de rolcontainers ontoereikend is geweest, geen getrouwe weergave geeft van de destijds werkelijke situatie. Zo zou onvoldoende rekening zijn gehouden met het handboek chauffeurs, met de hoogte van de containers (volgens werknemer) en met het partijrapport, alsmede met oneffenheden in de ondergrond. Aan deze stellingname wordt voorbijgegaan. De deskundige heeft bij de aanvang van zijn onderzoek geconstateerd dat de situatie veranderd was ten opzichte van die welke indertijd bestond. De deskundige heeft toen in overleg met partijen, en derhalve op grond van zijn visie op de situatie zoals die toen was, zijn onderzoek gedaan en zijn bevindingen gerapporteerd. Daarmee moet het dan gedaan worden temeer omdat de werkelijke situatie niet meer eenduidig valt vast te stellen. De deskundige is overigens op tal van plaatsen uitgegaan van de door werknemer beschreven situatie. Dat werknemer (in die gevallen waarin geen overschrijding is geconstateerd) een andere herinnering aan de werkelijke situatie had dan die waarvan de deskundige is uitgegaan, en een voor hem meer gunstigere proefopstelling had gewenst, doet niet af aan de conclusies van het rapport. Deze zijn voldoende onderbouwd en volgen ook logisch uit de daaraan voorafgaande bevindingen van de deskundige. Dat de proefopstelling zoals die waarvan de deskundige is uitgegaan zozeer afwijkt van de werkelijke situatie dat deze onbruikbaar is, kan niet worden vastgesteld. Evenmin hoefde de deskundige zijn rapport uit te breiden tot een situatie als die welke werknemer gewenst acht. De deskundige heeft in toereikende mate rekening gehouden met de opvattingen van werknemer. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek.
De deskundige heeft op vragen 2 en 3 geantwoord dat er ten tijde van de uitgeoefende werkzaamheden geen vastgestelde normen golden en dat de tabellen van Mital de meest bruikbare uitspraken opleveren. Werknemer deelt deze mening. X benadrukt dat er geen normen golden en relativeert de waarde die aan die Mital-normen moet worden toegekend. Ook noemt X de korte duur van het dienstverband waarmee de deskundige onvoldoende rekening heeft gehouden. Dienaangaande wordt als volgt overwogen. Het hof neemt in aanmerking dat uit de medische rapportage van de deskundige een verband is gebleken tussen de rugklachten van werknemer en de werkomstandigheden en dat in het onderzoek door metingen is vastgesteld dat de werkomstandigheden inderdaad (over)belastend waren. Daaraan doet niet af dat niet gezegd kan worden dat bestaande normen niet werden overschreden, omdat er destijds nog geen concrete normen golden. Aan de eerste zinsnede van artikel 7:658 lid 2 BW is daarmee voldaan. Het hof dient thans de tenzij-bepaling te onderzoeken. De enkele omstandigheid dat concrete en specifieke normen ontbraken is onvoldoende voor afwijzing van de vordering. Het omgekeerde is ook niet het geval: de enkele omstandigheid dat er Mital-tabellen c.q. Mital-normen (van 1997) bestaan en dat deze zijn geschonden is onvoldoende voor de conclusie dat X haar zorgplicht heeft geschonden. Geoordeeld dient te worden dat er (bij gebreke aan destijds geldende normen) geen sprake is van een concrete en specifieke normoverschrijding, maar dat anderzijds het hof de deskundige voorshands wel zal volgen in zijn beoordeling (dat sprake is geweest van overbelasting) aan de hand van de Mital-tabellen. De bewijslast ten aanzien van X’s stelling dat zij haar zorgplicht niet heeft geschonden rust op haar. Zij heeft bewijs aangeboden en zij kan tot bewijslevering worden toegelaten. Werknemer heeft materiële en immateriële schadevergoeding gevorderd op te maken bij staat. Gelet op het tijdsverloop van deze procedure – en met het oog op een eventueel te treffen schikking – is het gewenst dat hij zijn vordering nader specificeert en zo veel mogelijk concrete bedragen noemt alsook deze zo veel mogelijk staaft met schriftelijke bescheiden. Hij dient opgave te doen vóór de hierna te bepalen comparitie van partijen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.