Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2018
Uitspraken van 04-05-2018 tot 08-05-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

AR Annotatie Femke Laagland: Bewijzen in ontbindingszaken
Graag wijzen wij u op de nieuwe AR Annotatie van Femke Laagland. In deze noot geeft zij een grondige analyse van de 16 februari-beschikkingen van de Hoge Raad en schetst zij haarfijn de regels en implicaties van het bewijsrecht voor de ontbindingsprocedure. Wat moet bewezen worden en wat houdt bewijs leveren precies in? Wanneer mag een bewijsaanbod worden gepasseerd en in hoeverre is sprake van een marginale of volle toets bij de verschillende ontslaggronden? Op deze vragen en (veel) meer geeft Femke antwoord in deze noot. Een absolute must read!

VAAN-VvA Internetconsultatie WAB
Op 4 mei jl. heeft de ter gelegenheid van de WAB-internetconsultatie opgerichte VAAN-VvA WAB-werkgroep haar advies aan de minister ingediend. In dit 53 pagina’s tellende advies zijn de voorstellen getoetst aan de doelstellingen van de WAB en is wetstechnisch commentaar geleverd. In de bijlagen van het advies is onder meer de geconsolideerde wettekst opgenomen. Klik hier om het advies te lezen. Verplichte leeskost voor het komende (lange) weekend!

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: optelsom van verwijtbare handelingen leidt niet tot ernstige verwijtbaarheid ex artikel 7:673 lid 7 sub c BW
In AR 2018-0531 oordeelt de Hoge Raad (art. 81 Wet RO) over de vraag of een optelsom van verwijtbare gedragingen tot ‘ernstig verwijtbaar handelen’ kan leiden. De werkgever had ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op de d-, e- en g-grond, alsmede te oordelen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer zodat de transitievergoeding niet verschuldigd is. Daartoe voert werkgeefster aan dat zij met name vanaf 2014 veel klachten van klanten en collega’s over werknemer heeft ontvangen, die – kort samengevat – inhouden dat hij: weigert (potentiële) klanten over te varen indien zij niet gepast betalen; klanten schoffeert en intimideert; wisselgeld in auto’s en/of de Maas smijt; weigert om klanten bonnetjes/betalingsafschriften te verstrekken en te weinig omzet afdraagt. Het hof heeft de arbeidsovereenkomst beëindigd op de e-grond. Van ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW was evenwel geen sprake. De A-G (Timmerman) concludeert tot verwerping van het cassatieberoep tegen dit laatste oordeel. De Hoge Raad oordeelt in gelijke zin.

Hoge Raad: uitleg ‘woning’ CAO Bouwnijverheid is niet gelijk aan ‘gewone verblijfplaats van de werknemer’
In AR 2018-0532 oordeelt de Hoge Raad over de vraag wat moet worden verstaan onder ‘woning’ in de zin van artikel 55 cao Bouwnijverheid (vergoeding reistijd van de woning naar de bouwplaats). FNV betoogt dat, in geval van arbeidsmigranten, met ‘woning’ (en ‘huiswaarts keren’) in artikel 55 lid 1 CAO is bedoeld (de reis naar) hun woonplaats in het land van herkomst. Daarom moet de werkgever of de kosten van huisvesting in Nederland vergoeden of huisvesting dichtbij het werk kosteloos ter beschikking stellen. Werkgeefster voert aan dat artikel 55 lid 1 CAO is geschreven om de werknemer te beschermen tegen een onredelijke reistijd van zijn woning naar zijn werk. Van een onredelijke reistijd is geen sprake, aldus werkgeefster, als een arbeidsmigrant in de omgeving van zijn werkplek is gehuisvest. In dat geval bestaat geen aanspraak op de in artikel 55 lid 1 bedoelde vergoeding. Gelet op de bewoordingen van artikel 55 CAO in het licht van de overige relevante bepalingen van de CAO, moet het begrip ‘woning’ aldus worden begrepen, dat het de plaats betreft waar de werknemer in de periode die het werk duurt, zijn reguliere verblijfplaats heeft. Dit kan de tijdelijke verblijfplaats zijn waarnaar de werknemer dagelijks na het werk terugkeert en waar hij slaapt, maar dit kan ook een verder van het werk gelegen woning of verblijfplaats zijn. Bij het bepalen welke van de verblijfplaatsen van de werknemer is aan te merken als ‘woning’ in de zin van artikel 55 lid 1 CAO komt het aan op alle omstandigheden van het geval, waarbij onder meer van belang is waar de werknemer tijdens de duur van het werk doorgaans in het weekeinde, of tijdens een daarmee gelijk te stellen wekelijkse werkonderbreking, verblijft, en welke reisafstand bestaat tussen het werk en de mogelijk als ‘woning’ in aanmerking te nemen plaatsen. De ‘woning’ van een werknemer in de zin van artikel 55 lid 1 CAO kan daardoor, anders dan het middel in de kern betoogt, een andere plaats zijn dan de gewone verblijfplaats van de werknemer. Bij dat laatste begrip gaat het immers om de plaats waar de werknemer het permanente centrum van zijn belangen heeft gevestigd met de bedoeling daaraan een vast karakter te geven. Niet van belang bij de toepassing van artikel 55 lid 1 CAO is of de gewone verblijfplaats van de werknemer al dan niet in Nederland is gelegen. Van ongelijke behandeling tussen Nederlandse werknemers en werknemers uit andere lidstaten van de EU is dan ook geen sprake.

Hoge Raad: uitleg nachtrit artikel 37 CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen: ook uren voor 00.00 uur komen voor nachtrittoeslag in aanmerking
In AR 2018-0551 oordeelt de Hoge Raad dat artikel 37 CAO Beroepsgoederenvervoer aldus moet worden uitgelegd dat niet alleen de uren vanaf 00.00 uur tot 4.00 uur voor de ‘nachtvergoeding’ in aanmerking komen, maar ook de uren vanaf 20.00 tot 00.00 uur. Dit volgt volgens de Hoge Raad uit artikel 37 cao. Dat de ATW en het taalgebruik tot een andere conclusie zouden moeten leiden, wijst de Hoge Raad van de hand.

Hof Amsterdam: geen overgang van onderneming Martinair naar KLM
In AR 2018-0535 oordeelt het Hof Amsterdam over de vraag of sprake is van overgang van onderneming van Martinair naar KLM. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval, onder meer omdat geen vliegtuigen van Martinair naar KLM zijn overgegaan, de landingsrechten bij Martinair zijn gebleven en Martinair eigen bestemmingen heeft behouden. Ook een beroep op nawerking van het Ringvaartakkoord en goed werkgeverschap leiden niet tot de verplichting van KLM om de Martinairpiloten in dienst te nemen.

Toekenning volledige onregelmatige opzeggingsvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
In AR 2018-0527 oordeelt het hof dat, nu tussen partijen reeds een beëindigingsovereenkomst was gesloten waarbij de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2018 zou eindigen, het toekennen van de volledige onregelmatige opzeggingsvergoeding van artikel 7:672 lid 10 BW tot een onaanvaardbaar gevolg zou leiden.

Vragen of opmerkingen

Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank