Naar boven ↑

Update

Nummer 14, 2022
Uitspraken van 31-03-2022 tot 05-04-2022
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Verplichte opleiding in eigen tijd kwalificeert wel als ‘arbeidstijd’, maar niet als ‘verloonde arbeidstijd’
In het licht van de per 1 augustus 2022 in te voeren bepaling ‘7:611a lid 2 BW’, is het naar huidig (cao-)recht gewezen arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden relevant (AR 2022-0379). Het hof stelt voorop dat de tijd die gemoeid is met een door werkgeefster verplichte opleiding, arbeidstijd is in de zin van de Arbeidstijdenwet en de Arbeidstijdenrichtlijn. Maar dat betekent nog niet dat die tijd tevens arbeidstijd of werktijd is in de zin van wat partijen aan arbeidsvoorwaarden hebben afgesproken, zoals neergelegd in een arbeidsovereenkomst en/of een cao. De door FNV voorgestane gelijke behandeling van alle buiten een dienstrooster bestede uren leidt er dan toe dat de keus van de werknemer om de opleiding te volgen buiten het dienstrooster financieel op werkgeefster wordt afgewenteld in de vorm van het verschuldigd raken van een overwerktoeslag. Dat gevolg past naar het oordeel van het hof niet goed bij het in artikel 42 van de cao neergelegde uitgangspunt dat werkgever en werknemer gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor behoud en ontwikkeling van de inzetbaarheid en arbeidsmarktkansen van de werknemer. Het hof komt tot het oordeel dat opleidingstijd die door een werknemer besteed is buiten het dienstrooster, niet onder het bereik valt van het in artikel 22 van de cao bedoelde overwerk, ofwel de daar bedoelde extra gewerkte uren.

Uitleg zinsnede concurrentiebeding ‘straal 25 km rondom Enschede’ na verhuizing bedrijfsvestiging naar Apeldoorn: werkgever had duidelijkheid moeten verstrekken
In AR 2022-0381 staat de vraag centraal of werkgever na sluiting van de vestiging te Enschede en verhuizing naar Apeldoorn, de werknemer mag houden aan het destijds gesloten concurrentiebeding waarin expliciet staat ‘Het is de werknemer verboden binnen een tijdvak van een jaar na beëindiging der dienstbetrekking binnen een straal van 25 kilometer rondom Enschede in enigerlei vorm werkzaam te zijn (…).’ Het hof oordeelt dat voor zover werkgever – eenzijdig – bewust Enschede heeft opgenomen in het concurrentiebeding, hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn bedoeling en de gevolgen daarvan voor werknemer kenbaar waren. Tot de verhuizing gold als uitgangspunt dat het concurrentiebeding – zoals doorgaans ook gebruikelijk – was gekoppeld aan de bedrijfsvestiging van waaruit werknemer werkzaam was. Op het moment dat werkgever na de verhuizing van dit uitgangspunt had willen afwijken, had het op zijn weg gelegen dit expliciet mede te delen aan werknemer en hem op de gevolgen daarvan te wijzen. Bij gebreke hiervan hoefde werknemer het beding niet zo op te vatten dat dit na de verhuizing bleef gelden voor de regio Enschede. Het is namelijk niet logisch om in een concurrentiebeding aan te sluiten bij een vestigingsplaats die gesloten is.

Herplaatsingsverplichting is ex tunc en strekt niet verder dan termijn genoemd in artikel 10 lid 4 Ontslagregeling. Herstel met terugwerkende kracht en onmiddellijke ontbinding per datum appèlbeschikking wegens inhoudsloze overeenkomst
In AR 2022-0389 staat het hoger beroep van AR 2021-0286 centraal. De kantonrechter had de opzegging vernietigd (mede) wegens het niet voldoen aan de herplaatsingsplicht. Het hof oordeelt dat het rechtsgevolg van schending van artikel 7:669 lid 1 BW had moeten zijn ‘herstel’ (in plaats van vernietiging). Het hof herstelt de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht en ontbindt per datum appèlbeschikking wegens ‘inhoudsloze arbeidsovereenkomst’.

Bij de invulling van de herplaatsingsverplichting gaat het om hetgeen in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd (ECLI:NL:HR:2019:64). De duur van de redelijke termijn is in artikel 10 Ontslagregeling bepaald op een termijn gelijk aan de wettelijke opzegtermijn van artikel 7:672 BW en deze termijn gaat volgens artikel 10 lid 4 Ontslagregeling in op de datum van de beslissing van het UWV. Als de werkgever de arbeidsovereenkomst na een verkregen toestemming opzegt, moet deze een inschatting maken van de mogelijkheden tot herplaatsing die zich gedurende de redelijke termijn voordoen. De vraag of die inschatting juist is geweest dient ex tunc beantwoord te worden.

Bankzittende arbeidsmigrant levert h-grond op: werkgever heeft geen extra zorgplicht voor arbeidsmigrant
In AR 2022-0385 oordeelt het hof dat een werkgever terecht om ontbinding op de h-grond heeft verzocht met betrekking tot een arbeidsmigrant die ondanks diverse plaatsingspogingen ‘nul’ declarabele uren realiseert. Werknemer is een goed opgeleide IT’er met 20 jaar ervaring die bewust bij werkgever, buiten Turkije, heeft gesolliciteerd. Van werknemer mag worden verwacht dat hij de kansen daarbij heeft afgewogen. Gelet hierop heeft Devoteam jegens hem geen bijzondere zorgplicht, enkel omdat hij naar Nederland is geëmigreerd.

Buschauffeur vecht met dronken man: geen ontslag op staande voet, wel e-grond en ernstige verwijtbaarheid
In AR 2022-0388 oordeelt de kantonrechter dat werkgever werknemer – een buschauffeur – ten onrechte op staande voet heeft ontslagen, nadat hij een dronken man (die hem bedreigde) heeft neergeslagen op een verlaten busstation. Wel acht de kantonrechter redenen aanwezig de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-grond zonder transitievergoeding. Het geweld is niet te rechtvaardigen, maar op zichzelf onvoldoende voor ontbinding. Het niet direct melden bij werkgever en ook nadien geen openheid van zaken geven, maken dat wel sprake is van een e-grond.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof

Rechtbank