Naar boven ↑

Update

Nummer 47, 2017
Uitspraken van 14-11-2017 tot 20-11-2017
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Hoge Raad: aanzegging onder omstandigheden een opzegging. Opvolgend werkgeverschap vóór WWZ naar de maatstaven van Van Tuinen (ketenregeling en transitievergoeding)
In AR 2017-1389 oordeelt de Hoge Raad over de Constar-zaak. Na een doorstart uit faillissement heeft een werknemer een arbeidsovereenkomst voor drie en daarna twaalf maanden genoten. Constar bericht werknemer dat de laatste arbeidsovereenkomst niet zal worden voortgezet. Werknemer stelt zich op het standpunt dat deze aanzegging een opzegging impliceert, omdat de arbeidsovereenkomst zou zijn geconverteerd in één voor onbepaalde tijd. De Hoge Raad oordeelt dat in dit geval de aanzegging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangemerkt als een opzegging. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een doorlopende keten is bepalend op welke wijze het ‘opvolgend werkgeverschap’ moet worden uitgelegd. Naar het oordeel van de Hoge Raad geldt zowel voor artikel 7:668a BW als ook voor de berekening van de transitievergoeding ex artikel 7:673 lid 4 BW dat ‘opvolgend werkgeverschap’ vóór WWZ naar de maatstaven van het Van Tuinen-arrest moet worden uitgelegd en niet aan de hand van het veel ruimere criterium van de WWZ.

Hoge Raad: uitbetaling vakantiedagen door curator is boedelschuld; curator kan werknemer niet verplichten vakantiedagen op te nemen
In AR 2017-1382 oordeelt de Hoge Raad in antwoord op prejudiciële vragen (AR 2017-0584) dat na ontslag door faillissementscurator verschuldigde uitkering in geld voor niet-genoten vakantiedagen moet worden aangemerkt als boedelschuld, ook als deze uitkering betrekking heeft op vóór de faillietverklaring opgebouwde vakantieaanspraken. De Hoge Raad oordeelt dat de wet regels bevat omtrent de wijze van vaststelling van vakantie in een arbeidsovereenkomst. Bij de vaststelling van aanvang en einde van vakantie zijn de wensen van de werknemer uitgangspunt (zie art. 7:638 lid 2 BW). Weliswaar is daarop in geval van gewichtige redenen uitzondering mogelijk (art. 7:638 lid 2 en 5 BW), maar blijkens de wetsgeschiedenis is daarbij gedacht aan de situatie dat het opnemen van vakantie een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering van de werkgever zou teweegbrengen en, bij een afweging van belangen, het belang van de werkgever om het verzoek om vakantie af te wijzen zo zwaar is dat het belang van de werknemer daarvoor redelijkerwijs moet wijken (Kamerstukken II 1998/99, 26079, 5, p. 10). Met de strekking van het wettelijk stelsel is niet verenigbaar dat de werknemer door de curator van de gefailleerde werkgever met het oog op het belang van de boedel zou kunnen worden gedwongen tot het opnemen van vakantiedagen. De curator kan dus niet langs deze weg beletten dat de werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst jegens de boedel zijn recht uitoefent op uitbetaling van niet-genoten vakantie in geld (art. 7:641 BW in verbinding met art. 7:645 BW).

Invordering rijbewijs na drankmisbruik, toch recht op loon wegens ziekte (alcoholverslaving)?
In AR 2017-1393 oordeelt de rechter over de vraag of de werkgever terecht het loon van werknemer heeft ingehouden. Werknemer heeft onder invloed van alcohol een verkeersongeval veroorzaakt waarna zijn rijbewijs is ingevorderd. Als gevolg hiervan kan hij zijn werkzaamheden als ‘accountmanager noord’ niet verrichten. Uit de overgelegde stukken is de kantonrechter in voldoende mate gebleken dat werknemer sinds 24 december 2016 is gediagnosticeerd als alcoholverslaafde en voor zijn verslaving intensief wordt behandeld, zodat daarmee zijn arbeidsongeschiktheid wegens alcoholverslaving genoegzaam is onderbouwd. In dit verband wordt doorslaggevend gewicht toegekend aan een verklaring van de huisarts van werknemer, waaruit blijkt dat werknemer reeds bij zijn huisarts bekend was met zijn alcoholafhankelijkheid. De enkele omstandigheid dat werknemer voor het eerst in het kader van de onderhavige procedure aan werkgever heeft kenbaar gemaakt aan alcohol verslaafd te zijn, doet aan dit oordeel niet af. De conclusie luidt derhalve dat het alcoholmisbruik als primaire oorzaak van het sinds 1 januari 2017 niet (kunnen) verrichten van de overeengekomen werkzaamheden moet worden gekwalificeerd.

Ruime uitleg artikel 3 Ontslagregeling: na weigering UWV ook afwijzing verzoek kantonrechter nu werkgever onvoldoende heeft aangetoond dat op internationaal niveau reorganisatie noodzakelijk is
In AR 2017-1377 oordeelt de kantonrechter dat werkgever onvoldoende de a-grond heeft onderbouwd. Hoewel ingevolge artikel 3 van de Ontslagregeling de noodzaak voor het vervallen van arbeidsplaatsen moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen, kan de kantonrechter de situatie niet slechts beoordelen aan de hand van de situatie in Nederland. Daarvoor is de arbeidsplaats van werknemer internationaal te zeer ingebed. De vestiging van werkgever in Rosmalen ziet op totaal andere activiteiten van Honeywell. De vestiging van werkgever in Amsterdam bestaat slechts uit twee personen. Werknemer werkt veelal vanuit huis en krijgt zijn orders vanuit het Verenigd Koninkrijk. Uit de stellingen en overgelegde stukken volgt dat werknemer juridisch in dienst is van werkgever maar feitelijk deel uitmaakt van een internationaal, vanuit het Verenigd Koninkrijk aangestuurd, team. Al met al is werknemer om organisatorische en arbeidsrechtelijke redenen juridisch verbonden met werkgever maar verricht hij feitelijk werk voor de internationaal opererende afdeling die inmiddels samengevoegd is met een ander team. Dat betekent dat werkgever (en Honeywell International Inc.) duidelijk moet maken wat de gevolgen van de reorganisatie van de drie hierboven genoemde afdelingen zijn.

Onnauwkeurige crediteurenadministrateur levert d-grond op
In AR 2017-1390 oordeelt de rechter over een d-grond-verzoek bij een medewerker crediteurenadministratie die veel fouten maakt. De rechter overweegt dat voorop staat dat van een werknemer op de crediteurenadministratie een bovengemiddelde accuratesse en nauwkeurigheid mag worden verwacht, daar een fout tot grote (financiële) gevolgen voor de werkgever kan leiden. Voor het goed functioneren van de crediteurenadministratie is het derhalve noodzakelijk dat een werkgever erop kan vertrouwen dat slechts sporadisch fouten worden gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is werkneemster onvoldoende in staat om nauwkeurig genoeg tewerk te gaan. Van X kan derhalve niet worden verwacht dat zij deze situatie nog langer laat voortduren.

Verzuim artikel 7:671 lid 6 BW leidt niet tot vernietiging
In artikel 7:671 lid 6 BW is bepaald: ‘De werkgever zegt schriftelijk op, onder vermelding van de reden voor opzegging.’ In een zaak die leidde tot de uitspraak AR 2017-1380 was de reden voor opzegging niet in de brief van 18 oktober 2016 vermeld. De kantonrechter stelde dan ook vast dat niet was voldaan aan hetgeen in artikel 7:671a lid 6 BW is bepaald. Op niet-nakoming van artikel 7:671a lid 6 stelt de wet geen sanctie. In elk geval heeft deze wetsbepaling niet de strekking om de geldigheid van de opzegging aan te tasten, als de werknemer géén verzoek heeft gedaan aan de werkgever om schriftelijke opgave van de reden van opzegging. Het bovenstaande betekent dat de opzegging niet op grond van het door de werknemer genoemde artikel vernietigbaar is.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hoge Raad

Hof

Rechtbank