Naar boven ↑

Update

Nummer 33, 2018
Uitspraken van 08-08-2018 tot 14-08-2018
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

Billijke vergoeding bij onterecht ontslag op staande voet leidt tot verschuiving eerste WW-dag
In AR 2018-0951 oordeelt de rechtbank dat het UWV terecht de eerste dag WW op een later tijdstip heeft bepaald, dan het moment van ontslag op staande voet. Het hof oordeelde dat het gegeven ontslag op staande voet niet terecht was. In plaats van herstel kende het hof een billijke vergoeding toe van € 34.000. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding op 1 juli 2016 zou zijn geëindigd. Het UWV heeft – met inachtneming van de voornoemde overweging van het hof – bij besluit van 21 december 2016 de eerste WW-dag van werkneemster verschoven van 16 december 2015 naar 1 juli 2016. Als gevolg hiervan heeft het UWV een bedrag van € 16.572,67 teruggevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de beschikking van het hof dat werkneemster vanaf 1 juli 2016 een verlies aan arbeidsuren had, aangezien met ingang van deze datum geen recht meer op loon bestaat (art. 1a lid 1 onderdeel b WW). Het UWV heeft dan ook terecht besloten de eerste WW-dag te verschuiven van 15 december 2015 naar 1 juli 2016. Het gevolg is dat werkneemster een belangrijk deel (zo niet geheel) de billijke vergoeding ‘opeet’ alvorens in aanmerking te komen voor een WW-uitkering.

HvJ EU: feitelijke zeggenschap leidt niet tot ‘over de werkgever zeggenschap uitoefenende onderneming’ in de zin van collectief ontslag
In AR 2018-0933 staat de vraag centraal of het besluit van een opdrachtgever tot staking van de activiteiten met als gevolg dat de partij die uitsluitend aan deze opdrachtgever diensten verleent tot collectief ontslag is genoodzaakt, leidt tot verplichtingen rondom collectief ontslag. Gevraagd wordt of artikel 2 van Richtlijn 98/59/EG aldus moet worden uitgelegd dat het begrip ‘over de werkgever zeggenschap uitoefenende onderneming’ uitsluitend doelt op een onderneming die met deze werkgever is verbonden door middel van deelnemingen of stemrechten, of ook op een onderneming die op basis van contractuele of feitelijke banden dezelfde soort overheersende invloed op genoemde werkgever uitoefent. Het Hof oordeelt dat hoewel uit Akavan (AR 2009-0692) volgt dat het begrip ‘zeggenschap’ ziet op een situatie waarin een onderneming een strategisch of commercieel besluit kan nemen dat de werkgever ertoe dwingt collectief ontslag te overwegen of te plannen, dit nog niet alles zegt over de vereiste banden tussen de verschillende ondernemingen.

Uit de uitlegging van de totstandkomingsgeschiedenis en de doelstelling van artikel 2, lid 4, vloeit voort dat het begrip ‘over de werkgever zeggenschap uitoefenende onderneming’ in de eerste plaats doelt op elke onderneming die, omdat zij tot dezelfde groep behoort of een deelneming in het maatschappelijk kapitaal heeft die haar binnen de algemene vergadering en/of de besluitvormingsorganen binnen de werkgever de meerderheid van de stemmen verleent, de werkgever kan dwingen een besluit te nemen waarmee collectief ontslag wordt overwogen of daartoe wordt overgegaan. Voorts moet worden geoordeeld dat onder dat begrip ook situaties vallen waarin een onderneming weliswaar niet beschikt over de meerderheid van de stemmen, maar beslissende invloed kan uitoefenen, die tot uitdrukking komt in de resultaten van de stemmingen die binnen de vennootschappelijke organen worden gehouden, en dit onder meer omdat het maatschappelijk kapitaal van de werkgever sterk verdeeld is, omdat betrekkelijk weinig vennoten aan de vergaderingen deelnemen of omdat er binnen de werkgever afspraken tussen de vennoten bestaan. In de tweede plaats kunnen, wil het rechtszekerheidsbeginsel worden beschermd, zuiver feitelijke criteria, zoals het bestaan van een gemeenschappelijk vermogensrechtelijk belang van de werkgever en de andere onderneming of dat van een ‘welbegrepen eigen belang van de onderneming om aan de bij richtlijn 98/59 voorgeschreven verplichtingen inzake voorlichting, raadpleging en kennisgeving te voldoen’, dat door de Europese Commissie is geopperd in haar schriftelijke en mondelinge opmerkingen, geen grond opleveren voor het oordeel dat dan sprake zou zijn van een situatie waarin een onderneming zeggenschap over de werkgever uitoefent. Bovendien staat vast dat een louter contractuele relatie niet voldoende kan worden geacht om tot de vaststelling van een zeggenschapsverhouding in de zin van artikel 2, lid 4, eerste alinea, van Richtlijn 98/59/EG te komen, aangezien een onderneming op basis van een dergelijke relatie niet in staat is beslissende invloed op de ontslagbeslissingen van de werkgever uit te oefenen.

Ontduiking ketenregeling leidt tot niet-toegestane payrollconstructie: werknemer is in vaste dienst bij oud-werkgever
In AR 2018-0932 oordeelt de kantonrechter dat het overzetten van een werknemer naar een payrollbedrijf met als doel de gevolgen van de ketenregeling te omzeilen, leidt tot een niet toegestane constructie van payrolling. Het beroep van werkgever op het Greenpeace-arrest (gebruik van de ketenregeling is geen misbruik) faalt.

Waarde vakantiedag: winstdeling wel, werkgeversdeel pensioen niet
In AR 2018-0943 oordeelt het hof over de vraag wat wel en niet tot het ‘vakantieloon’ behoort. Onder verwijzing naar HvJ EU-rechtspraak overweegt het hof dat een winstaandeel wel, maar het werkgeversdeel pensioen niet tot het loon behoort. Wat het laatste betreft acht het hof van belang dat de werkgever dit afdraagt aan een derde en niet aan de werknemer.

Vragen of opmerkingen

Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank