Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2023
Uitspraken van 03-05-2023 tot 10-05-2023
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HvJ EU: De enkele inbreuk op de AVG geeft nog geen recht op schadevergoeding
In AR 2023-0553 staat in een niet arbeidsrechtelijke, maar voor de arbeidsrechtpraktijk wel relevante, zaak de vraag centraal of het enkel schenden van de AVG door een bedrijf, recht geeft op schadevergoeding. Het Hof van Justitie EU verduidelijkt dat artikel 82 AVG ‘schade’ vereist. Het enkel schenden van de AVG zonder dat schade is geleden, geeft geen recht op een vergoeding. De persoon in kwestie is gedurende een periode boos geweest en zijn vertrouwen is geschaad. Dit geeft mogelijk aanspraak op immateriële schadevergoeding. De drempel mag hiervoor niet hoog worden gelegd.

HvJ EU: Gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden voor nachtwerkers in publieke en private sector, tenzij onderscheid op grond van objectief en redelijk criterium
In AR 2023-0552 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of publieke brandweermannen dezelfde nachtwerktoeslag toekomt als brandweermannen in de private sector. De wettelijke regeling voor private werkers houdt in dat na het zevende uur nachtwerk in 24 uur een toeslag van 25% wordt betaald. Voor publieke nachtwerkers geldt een periode van acht uur nachtwerk per 24 uur, zonder deze toeslag. Het Hof van Justitie EU wijst erop dat via artikel 20 Handvest het algemene gelijkheidsbeginsel kan worden ingeroepen bij de toepassing en uitleg van artikel 12 Arbeidstijdenrichtlijn, die gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden waarborgt tussen werknemers in nacht- of ploegendienst. Het Hof wijst erop dat desalniettemin een onderscheid gerechtvaardigd kan zijn, mits wordt voldaan aan het objectief en redelijk criterium. Het louter hebben van betere arbeidsvoorwaarden bij de overheid (meer verlofdagen en goed pensioen) is zonder duidelijk verband met deze werkzaamheden, onvoldoende.

Geen wettelijke grondslag voor ‘billijke vergoeding’ na einde met wederzijds goedvinden
In AR 2023-0540 oordeelt de kantonrechter over de vraag of werknemer in rechte een billijke vergoeding kan vorderen nadat partijen een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten met een finale kwijting, behoudens ‘het vorderen van een billijke vergoeding’. Afdeling 9 titel 10 van Boek 7 BW biedt geen wettelijke grondslag om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen ingeval de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd. Dat partijen met een uitzondering op de finale kwijting beoogd zouden hebben af te spreken dat werknemer via de rechter aanspraak zou kunnen maken op deze vergoeding, maakt dit niet anders. Ook op de gronden genoemd in artikel 7:686, 7:611 en 6:248 BW dan wel op grond van de Baijings-leer is geen vergoeding ‘wegens onterecht verlies van de arbeidsovereenkomst’ mogelijk. Hoewel artikelen 7:686 jo. 7:611 BW de mogelijkheid bieden om aan werknemer een schadevergoeding toe te kennen in geval van slecht werkgeverschap, bieden zij geen alternatieve grondslag om alsnog aanspraak te maken op (een vergoeding gelijk aan) de billijke vergoeding. De billijke vergoeding kent namelijk een exclusieve wettelijke regeling.

Groningse Beurspromovendi toch wel werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst
In AR 2023-0542 oordeelt het Hof Leeuwarden over de Groningse Beurspromovendi dat zij werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde vorig jaar nog anders (AR 2022-0034). Volgens het hof is evenwel aan de voorwaarden van artikel 7:610 BW voldaan. De verplichtingen van de beurspromovendi, de daaraan gekoppelde bevoegdheid van het UMCG hen aan de nakoming daarvan te houden, onder andere door aanwijzingen te geven en besteding van middelen afhankelijk te stellen van goedkeuring, gevoegd bij de feitelijke inbedding van de beurspromovendi in de organisatie van het UMCG, maken dat het UMCG feitelijk organisatorisch werkgeversgezag uitoefent. De vrijheden van de beurspromovendus zijn beperkt van aard en ondergeschikt. Dat geldt ook voor de intellectuele-eigendomsrechten op hun werk. Weliswaar komen die formeel toe aan de beurspromovendus, maar in de praktijk, zo is onvoldoende weersproken door de beurspromovendi aangevoerd, stonden publicaties veelal op naam van meerdere personen (bijvoorbeeld ook de promotor) en was van een exclusief intellectueel-eigendomsrecht geen sprake. De maatschappelijke positie van beursalen maakt het een en ander niet anders.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hof

Rechtbank