Naar boven ↑

Update

Nummer 49, 2023
Uitspraken van 30-11-2023 tot 06-12-2023
Redactie: prof. mr. dr. A.R. Houweling, mr. L. Kirkpatrick, mr. M. Assenberg van Eijsden, mr. E.L. Eijkelenboom, mr. S.C. Goedhart, mr. C.P. Kuijer, mr. D. Ottevanger, mr. drs. T.J. Post, I.J. Schipper, mr. S.A. Slootweg, mr. S. van der Slot, mr. V. Twilt en mr. S. Wiersma-Helal.

Geachte confrères, collegae, amici en amicae,

Bijgaand treft u weer een nieuwe VAAN AR Update aan. Klik hier om de pdf vanaf de website te downloaden.

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de volgende uitspraken.

HR: ontslag op staande voet bij samengestelde redenen onverwijld verleend?
In AR 2023-1470 oordeelt de Hoge Raad of het ontslag op staande voet onverwijld is verleend bij een zogenoemde samengestelde dringende reden. Het ging in deze zaak om een geval waarin bij de werkgever een vermoeden is gerezen dat de werknemer is betrokken bij onregelmatigheden, de werkgever onderzoek heeft ingesteld naar de gegrondheid daarvan en uit het onderzoek achtereenvolgens diverse feiten aan het licht zijn gekomen die voor de werkgever aanleiding hebben gevormd de werknemer op staande voet te ontslaan. De rechter zal dan ter beantwoording van de vraag of het ontslag overeenkomstig artikel 7:677 lid 1 BW onverwijld is gegeven, moeten beoordelen of (i) de werkgever voldoende voortvarend onderzoek heeft verricht of laten verrichten naar de vermoede betrokkenheid bij onregelmatigheden, (ii) het onderzoek voldoende voortvarend is uitgevoerd, (iii) de werkgever zich voldoende voortvarend van de, ook tussentijdse, bevindingen uit het onderzoek op de hoogte heeft gesteld en (iv) de werkgever na kennisneming daarvan voldoende voortvarend is overgegaan tot het ontslag op staande voet. Bij de beoordeling van dit laatste kan de rechter in voorkomend geval betrekken of de tussentijdse resultaten van het onderzoek rechtvaardigen dat nader onderzoek is gedaan voordat is overgegaan tot het ontslag op staande voet. Voor zover de werkgever de aan het licht gekomen feiten als een samengestelde dringende reden aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, zal de rechter moeten onderzoeken of ten aanzien van dat samenstel voldoende voortvarend is gehandeld.

HR: Technisch sepot (niet-vervolging OM) na tonen geslachtsdeel in bedrijfsbus van werkgever aan passerende vrouw staat niet aan ontslag op staande voet in de weg
In AR 2023-1467 oordeelt de Hoge Raad (art. 81 RO) over de bewijswaardering van het ontslag op staande voet, nadat het OM de strafrechtelijke vervolging heeft geseponeerd wegens gebrek aan bewijs en opportuniteit. De A-G gaat in zijn conclusie uitgebreid in op het verschil in bewijswaardering in strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures. Het feit dat werknemers gedrag (het tonen van zijn geslachtsdeel aan een passerende vrouw) strafrechtelijk gezien wellicht (net) geen schennis van de eerbaarheid oplevert, zelfs indien dit komt door onvoldoende bewijs, maakt niet dat in de civiele procedure het feitencomplex niet kan komen vast te staan.

ABRvS: 24-weken-eis voor asielzoekers in strijd met Opvangrichtlijn
In AR 2023-1471 leidt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uit de algemene opzet, de context, de doelstelling en de geschiedenis van de totstandkoming van de Opvangrichtlijn af dat de Uniewetgever met deze richtlijn heeft beoogd de zelfstandigheid van asielzoekers te bevorderen. Een onderdeel van deze brede doelstelling is het vergemakkelijken van de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers en het waarborgen dat zij eerlijke kansen krijgen om in de lidstaten tot de arbeidsmarkt toe te treden. Dit doel is tot uitdrukking gebracht in artikel 15, tweede lid, van de Opvangrichtlijn. Bij effectieve toegang gaat het er niet alleen om dat de asielzoeker toegang heeft tot de arbeidsmarkt, maar ook dat de asielzoeker een eerlijke kans krijgt om deel uit te maken van die arbeidsmarkt en daarmee zijn zelfstandigheid te bevorderen. Hoewel artikel 15, tweede lid, van de Opvangrichtlijn lidstaten de ruimte geeft om te bepalen onder welke voorwaarden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen, volgt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie dat lidstaten geen maatregelen of voorwaarden mogen vaststellen die afbreuk kunnen doen aan het doel en nuttig effect van de richtlijn. De Afdeling is van oordeel dat de 24-weken-eis afbreuk doet aan het doel en nuttig effect van de Opvangrichtlijn. Hiervoor is van belang dat asielzoekers door deze eis binnen een tijdsbestek van 52 weken slechts 24 weken toegang hebben tot de arbeidsmarkt en voor de overige 28 weken niet. Dit acht de Afdeling in strijd met de achtergrond en doelstelling van de Opvangrichtlijn.

HvJ EU: minder gunstige arbeidsvoorwaarden bepaaldetijders
In AR 2023-1468 oordeelt het Hof van Justitie EU over de vraag of het niet in aanmerking nemen van anciënniteit indien minder dan 180 dagen per jaar onderwijs is gegeven door een docent in strijd is met de gelijkebehandelingsnorm uit clausule 4 Richtlijn (art. 7:649 BW). Hoewel het Hof erkent dat het hanteren van een bepaalde ‘drempelwaarde’ een legitiem doel kan dienen, gaat deze regel verder dan strikt noodzakelijk. Daarom dient de werkelijke anciënniteit in acht te worden genomen.

Ktr.: informatieplicht bij studiekostenbedingen (ook wanneer art. 7:611a BW niet geldt)
In AR 2023-1474 en AR 2023-1469 oordelen kantonrechters enerzijds dat artikel 7:611a BW niet van toepassing is omdat de opleiding voorafgaand aan het dienstverband is genoten en dus nog geen sprake is van een ‘werkgever-werknemer’-relatie respectievelijk geen sprake is van een causaal verband tussen de functie en de scholing (behalen van C- en CE-rijbewijs), en anderzijds dat het studiekostenbeding niet rechtsgeldig is wegens het schenden van de (vergaande) informatieplicht bij het aangaan van studiekostenbedingen. Van de werkgever mag – als goed werkgever – worden verwacht dat hij de werknemer vóór het aangaan van de terugbetalingsverplichting de gevolgen daarvan, waaronder het financiële risico, duidelijk voorhoudt en vervolgens voldoende verifieert of daar met de werknemer overeenstemming over is bereikt. In beginsel brengt dit de noodzaak met zich dat dergelijke afspraken schriftelijk worden gemaakt. Gelet op de samenhang met de gesloten arbeidsovereenkomst oordeelt de kantonrechter dat dit uitgangspunt óók geldt voor de aan de arbeidsovereenkomst voorafgaande maar daarmee wel samenhangende financiële verplichtingen.

Vragen of opmerkingen
Indien u problemen ondervindt met inloggen, kunt u contact opnemen met het secretariaat van de VAAN via het telefoonnummer 0343-430600 of via het e-mailadres secretariaat@vaan-arbeidsrecht.nl. Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ar-updates@budh.nl.

Rest ons nog u een bijzonder fijne dag toe te wensen.

Hof van Justitie van de Europese Unie

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Raad van State